Stamboom van Hagenbeek

Leendert Gerritsz de Snoo

Vader: Gerrit Snoo
Moeder: NN
  • Geboren: ± 1539 te Capelle a/d IJssel
  • Gedoopt: [[https://gw.geneanet.org/hdesnoo?lang=nl&pz=hendrik&nz=de+snoo&ocz=7&p=lenert+leenardt+leendert+gerijtsz+gherritsz&n=snoye+snoe]]
  • Overleden: vóór 1 februari 1615 [[2017, A. Maliepaard, Slikkerveer 1400-2017, blz. 41 en 43.]] (ongeveer 76 jaar oud)

Op basis van het bronnenonderzoek kan de voorlopige conclusie worden getrokken dat de vader van Lenert (letterlijk) 'Gheryt Snoeyen' heette. Een tweede conclusie is dat het patroniem 'Snoey' of 'Snoeyen' zich in de omgeving van Ridderkerk heeft versteend tot 'Snoe', 'Snoy' en 'Snoo'. Van de vader van Lenert -Gheryt Snoeyen- is in de DTB-boeken niets anders dan slechts een registratie bij een doopakte (kleinzoon Geerrit van zijn zoon Heijndrick Gherytsz) teruggevonden. Van zijn kinderen is op grond van een aantal andere akten (voornamelijk doopakten) een gezinsreconstructie op te maken. Van eventuele broers of zussen van Gheryt zelf zijn geen gegevens teruggevonden. Dat zou er mogelijk op kunnen wijzen dat Gheryt oorspronkelijk niet 'van Ridderkerk' kwam, maar bijvoorbeeld vanuit het gebied aan de Hollandsche IJssel (Ouderkerk-, Krimpen- of Capelle aan den IJssel) of de Krimpenerwaard, waar een vergelijkbaar patroniem 'Snoey' voorkwam. De geschiedenis van de Reijerwaard past bij deze veronderstelling. Het was waarschijnlijk voordat de overstap kon worden gemaakt, een lastig of moeilijk bewoonbaar gebied. De polder bleek geen goed afwateringssysteem te hebben en aan de dijken was al jaren niets meer gedaan. Na de overstromingen in 1373 en 1374, en vanzelfsprekend de Sint-Elisabethsvloed (1421), duurde het tot 1441 voordat het verloren gegane gebied was herwonnen en daarna in cultuur gebracht. In 1404 kwam het herstel van de Molendijk gereed en was de Oud-Reijerwaard herwonnen. Dat de Reijerwaard daarna ook nog nauwelijks betrouwbaar gebied was, blijkt wel uit het Huis Te Woude (tussen Slikkerveer en Ridderkerk) hetwelk in 1421 door een grote laag slib werd bedolven. In 1371 werd een begin gemaakt met de bouw van een kasteeltje, dat nooit helemaal is afgebouwd. Door de grote vloeden in 1373 en 1374 overstroomde de Riederwaard en kwam het kasteel in het water te staan. Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten werd het omvergehaald door de Hoeken die vreesden dat de tegenpartij zich er in zou nestelen. Door latere overstromingen spoelde een kleilaag over de ruïne en onttrok de resten aan het zicht. In 1968 deed men opgravingen naar het Huis Te Woude en in 1969 heeft men de restanten van het Huis gedeeltelijk gereconstrueerd. Het overigens thans nog aanwezige Huis Ten Donck opgetrokken in 1746, is gebouwd nadat het oorspronkelijke Huis Ten Donck uit het jaar 1616, is afgebroken. Eerder, in 1427, was Ridderkerk een ambachtsheerlijkheid geworden. De eerste ambachtsheer was Ridder Roelant, heer van Uytkercke. Zijn vrouw, Margriet van Comene, wordt in 1441 ambachtsvrouw van Ridderkerk en in datzelfde jaar wordt de polder Nieuw Reijerwaard herdijkt. Sinds ongeveer 1500 vormde landbouw en veehouderij een voorname bron van bestaan op het eiland IJsselmonde. De Ridderkerkse boeren hielden zich vanaf de 16e eeuw voornamelijk bezig met de gerst-cultuur. Verder werd tarwe, meekrap, vlas, hennep, bonen en erwten verbouwd. Dat moet er een oorzaak van zijn geweest dat de Reijerwaard beter bewoond werd en aantrekkelijk genoeg was om een overstap te maken.

Zoals eerder aangegeven bestaat de kans dat één van de voorouders, of Lenert zelf, al dan niet met hun gezin, de oversteek heeft gemaakt van het gebied aan de Hollandsche IJssel of de Krimpenerwaard naar de Zwijndrechtse waard (IJsselmonde, Ridderkerk). Dat zal dan misschien gebeurd zijn met het veer Kralingen-IJsselmonde of het overzetveer van Slikkerveer. De aanlegplaatsen van het overzetveer en van de latere rederijboten van Slikkerveer zijn altijd op dezelfde plaats geweest. De naam van de wijk is ook hier ontstaan en werd in diverse spellingsvormen in het begin als "Slijcker veer" gebruikt. De aanlegplaatsen zijn nu enkele honderden meters naar het oosten verplaatst naar "De Schans". Uit onderzoek naar de rekeningen van de ambachtsheer van Ridderkerk blijkt - zoals vermeld in deze bron - dat het zeker is dat vanaf 1529 de mogelijkheid bestond voor personen en/of goederen om overgezet te worden. De veerman betaalde jaarlijks een zogenaamde recognitie (toestemming) aan de Ambachtsheer voor het recht om het veer te exploiteren. De veerplaats was meestal een goede reden voor een herberg, werkplaatsen of woningen. Dat gebeurde ook in Slikkerveer, waar aan de Nieuw-Reijerwaardse Zeedijk ter hoogte van het zogenaamde 'Lekveer' en 'Café Lodder' een woonkern ontstond. Deze huizen zijn overigens allemaal verdwenen. Op 30 november 1662 hadden de stadsbesturen van Gouda en Dordrecht de intentie om een "bekwame passage en rijweg te maken tussen de steden Gouda en Dordrecht". De verbeterde weg zou beginnen vanaf het Zwijndrechtseveer over de Oostendam door Ridderkerk tot aan het Slikkerveer [..] Dat viel bij het dijkcollege van Oud- en Nieuw-Reijerwaard en de inwoners niet in goede aarde. Zij vonden hun veer van IJsselmonde naar Kralingen van groter belang dan het veer van Slikkerveer naar Krimpen. Van het veer in Slikkerveer maken enkel passagiers gebruik die als bestemming de Krimpenerwaard hebben, maar met het veer in IJsselmonde zijn veel passagiers op doortocht naar bijvoorbeeld het Tolhuis in Katendrecht, Rotterdam en andere plaatsen. Deze passagiers zouden dan, als de verbeterde weg bij het Slikkerveer zou stoppen, " een stuk quaet dijcx" zeker in de winterdag tot IJsselmonde moeten passeren.

In de huwelijksaankondiging van het huwelijk tussen Hugo Willems en Maritgen Claes wordt vermeld: Hugo Willems wed[uwnaar] v[an] Rott[erdam] w[onende] achter t Clooster Maritgen Claes wed[uwe] Leenardt Snoije v[an] Capelle w[onende] buiten de Goudtsche poort Getrout den 17 feb[ruari] 1615. Hier blijkt dus duidelijk dat Lenert van Capelle afkomstig is en dat hij de achternaam 'Snoije' heeft. Lenert is verder ca. 68 jaar oud in 1607.

Lenert Gherytsz en zijn broer Dirck Gherytsz en hun zwager Dirck Volrijcksz/Ulrijcksz (secretaris 'tot' Ridderkerk, tevens tussen 1579 en 1587 kerkmeester), gehuwd met hun zus Lijntghen Geeritsdr, zijn gezien de doopakten van kinderen van ieder van hen, aantoonbaar verbonden. Daarnaast leefden zij in een roerige tijd. Er was in de Zwijndrechtse waard en omgeving veel te doen in de periode 1566-1576 (2006, K. Brinkman 'Geus gevreesd en Spaans benauwd', blz. 11): 'De opstand': het begin van deTachtigjarige oorlog (1568-1648). Afwisselend de Spanjaarden en het Staatse leger zorgden voor vele vernielingen in de Dordtse Waard. In de Zwijndrechtse Waard hadden de Staatsen in 1575 op 'De Schans' even buiten het dorp Ridderkerk, drie bedden met geschut opgericht. Een 'bedde was een houten bouwsel voor geschut, een kanon al of niet op een affuit. Uit jaarrekeningen van de waersman (penningmeester) van Nieuw-Reijerwaard (van 6 maart en 4 april 1575) blijkt dat de beide Dircken met een aantal anderen, de bedden hebben afgebroken en het hout per schip hebben afgevoerd naar het dorp Ridderkerk. Ieder kreeg 8 stuivers en gezamenlijk een gulden aan bier, samen om 5 gulden. De Staatse soldaten hadden bij het maken van deze verdedigingswerken, zoals wallen en borstweringen enorm veel schade in de Reijerwaard aangericht. Er werden meer dan 70 huizen, hoeven en woningen verband en vernietigd. Boomgaarden in de buurt werden omgehakt en gewassen werden niet ontzien. Toen de troepen uiteindelijk uit Slikkerveer vertrokken, bleven de inwoners geruïneerd achter.

13-04-1570.
Wij Fop van Dryel Claessz. Schout inden Ambocht van Ridderkerck, Pieter Bezemer Jacobszn; Leenaert Gerritsz; Wijdt Willemsz.; Sijmen Thoeniszn.; Ghoessen Ariensz. als heemraeden inden selven Ambocht voirss. Oirconden ende kennen dat voir ons quam Rheymborghen Cornelis Pouwels weduwe met voecht hant; Claes Gheritss Moelenaer haeren swaeger ende verghyeden dat sij vercoft ende overge dragen hebben, vercoepen ende draeghen over midts desen Ellert Pietersse, die houder is van desen brieff een gheheel huys; hoffstede; berch, schuyr, boemgaert; teelinghe met die beterschap van die kennepwoerven an den dijck ghelegen an ende tot het voirss. huijs altoes an ende toebehoerenden geweest zijn ende als Ellert Pietersz althans bezittende ende bewoenende is staende anden Droeghendijck in den Ambocht van Ridderkerck up eenen dryespronck daer die Kerck van Heynrick Yden Ambocht haer avelinghen zijn ghelegen an die zuydtzijde ende Jan Cornelisse Lappers huys en hoffstede is staende leggende an die noortzijde. Ende Reymborch Cornelis Pauwels weduwe voirss. kendt dat haer hier off betaelt is den eersten penninck metten lesten, geloevende hier bij dit voerss. huys, hoffstede, kennepwoerven te vrijen ende te waeren als een vrij ghoet van allen commer ende van allen antalen als een vrij ghoet schuldich is te vrijen ende te waeren. Ende alsoe als Ellert Pietersz voirss. selfs met dese overdracht te ende beeterschap te vreden is waer doer wij Schout ende heemraeden voirss. kennen dat wij over die overdracht ghestaen hebben, ende waer doir die voorss.ghoeden vrij ghekendt woerden Ende waer off die coep gecondicht werden int openbaer onder die Hoechmisse inder Kercken van den selven Ambocht voirss. des sonnendaechs voir halff vasten nu lestleden. Allerdinck sonder arch of list in kennisse der waerheyt soe hebben wij Leonart Gheritss; Wijdt Willemss. Sijmen Thoeniss; Ghoessen Ariaenss ende Gerit van Brandtwijck Arienss. heemraeden voirss doer gebreck ons zeghels gebeden Fop van Dryel Claess. onsen Schout voirss. Pieter Besemer Jacopss. mede heemraet voornt. desen brief mede over ons te willen bezeghelen als over haer selven. Twelck wij ter bede van henl. gedaen hebben ende hebben desen brief bezeghelt ende onsen zeghelen hier an gehangen. Gedaen int Jaer ons Heeren duysent vijff hondert tseventich upten XIIJ dach aprillus.

'Geus gevreesd en Spaans benauwd', blz. 75: uit een akte van 11 maart 1591 houdende een verklaring over de plundering in 1572 van de archieven van de kerk en het gemeneland van Reijerwaard, [....] Ter instantie van den dijckgraeff ende hoegedijckheemraeden van Ryderwaert, requiranten, voer ons personelicken gecoemen ende gecompareert es, Cornelis Willemszoon [Goossen Romeyn Jonckynt], woenende tot Ryderkerck voerseit, oudt omtrent XLIX jaeren [in 1532 geboren]. Ende heeft [...] dat hij voer seker wel gehoort ende verstaen heeft, dat in den jaere XVc tweentzeventich het volck van den graeve Van der Marck tot Ryderkerck gecomen zijnde, de kiste staende in de sacrestye van de kercke aldaer, waerinne berustende waeren alle de papaieren de kercke ende het gemeenlandt aengaende, van den soldaten opgesmeten ende de papieren daeruuyt doer de kercke verstroeyt sijn, ende daernaer deselve ofte eenige vandien bij den boede Dierck Ulryckssen (Vulrycksz) [zwager van Lenert, echtgenoot van zijn zus Lijntghen] ende Pieter Ariaen Roelen, soe zij best mochten opgeraept ende versaemelt zijnde, eerst in haeren huysen ende vandaen wederom in de kiste in de kercke gebracht sijn geweest. Ende dat hij, deposant, te naerganck quam alsoe hetselffde geschiet was ende dat daer veel papieren in 't oversien ende ondersoecken der selver zijn gemist geweest [..] op ten XIen marty anno XVc eenendetnegentich.

1573
Betaelt aan Lenert Geritsse Snoo van dat hij die weteringe van de hooge heul off bij Bastiaen Wijnensz tot ten schout Fop Cleijsz [van Driel] toe gemaect heeft in den somer int openbaer besteet voor 1 rinsgl [1 Rijnsgulden] 10 st [stuyvers].

Lanck thyen [10] roeden doen bij IJsselmonde ende is aengenomen bij Lenart Geritsse Snoo voor twee rinsgl negen stuyvers de roede coempt 24 rinsgl 10 st. Item noch betaelt den voerns[chreven] Lenart Geritsse Snoo in aensieninghe van sijn sober bedonghen loon dwelck hem bij mijn[en] heeren dijckgraeff ende hooghe heemrade toegelegt is de somme van 15 rinsgl 10 st.

13-12-1584
Maritgen Cleysdr is getuige bij de doop van Adriaen, zoon van Dirck Gheritsz en Hilletgen Adriaens. Getuigen: Adriaen Adriaensz Brieff, Cornelis Pietersz, ende Maritgen Cleysdr "alle saemen alhier tot Ridderkerck ghebooren ende woonachtich". Maritgen Cleysdr is misschien hetzelfde als Mariken Claesdr, de tweede vrouw van Lenert Gerytsz (Snoo) die echter pas op een later moment met hem huwde.

1584
In het Waterschapsarchief IJsselmonde (Stadsarchief Rotterdam), onder inventarisnr. 620, 1663, zijn stukken terug te vinden over de verhuur van gorsen, afhankelijk van de regio ook kwelder, griend, schorre of groes genoemd. Een gors (of wei-gors) is aangeslibd land (of een nes) oftewel aangeslibde grond, waarop meestal vegetatie aanwezig is of kan worden aangebracht. Daarbij valt te denken aan els en wilg. Het verbouwen van elshout, wilg of rijshout, levert meestal aardig geld op. Zo was Bastiaen Gerritsz (kleinzoon van Lenert Gerytsz) als huurder vermeld van een aantal gorsen (of wei-gorsen) gelegen voor Bolnes en/of Slikkerveer. De gorsen waren opgedeeld een aantal (ca. 13) percelen door middel van gegraven reesloten van elkaar gescheiden. Tot het jaar 1585 is er van Lenert Gerytsz geen registratie gevonden van het eigendom, huur of pacht van gorsen, avelingen, tienden of wat dies meer zij. Lenert Gerytsz was op dat moment 46 jaar. Er is tot ongeveer 1570 ook geen registratie gevonden in de archieven, waaronder notariële akten, de lijsten van Waardslieden, de 10e penning en ander relevant bronmateriaal. Onder het laatste is te scharen de "Geslachten Cranendonck in Holland ca 1400-1700", waarin vele registraties terzake zijn vermeld en waaruit is op te maken dat tot ca. 1581 in Oud-Reijerwaard - iets zuidelijker dan de omgeving van Bolnes (Nieuw-Reijerwaard) waar Lenert Snoye woonde - de familie van Lenert Gerritsz Cranendonck woonden (en eerder zijn voorouders Roelof Jansz Cranendonck, Gerrit Roelofsz en Gerrit Gerritsz [alias Roelofsz] Cranendonck). De eerste relevante vermelding na 1584 werd dus pas in het archief van het Huis Ten Donck gevonden. Tussen 1573 en 1584 zijn er aantekeningen, maar geen registraties zoals bedoeld. De kans is verder ook groot dat Lenert tot ongeveer toen hij huwde iets voor het jaar 1564 (zijn 25e jaar), niet in Ridderkerk heeft gewoond (gelet op het geboortejaar van Gerijt, zijn eerste zoon).

10-12-1622
Een belangrijke akte, waar voor het eerst ook andere familieleden (zonen van Lenert) in worden genoemd, is een stuk van 10 dec. 1622 uit het oud-rechterlijk archief van Ridderkerk. Hendryck Pietersz. den Mijn, wonende op Bolnes in de gerechte van Ridderkerk, in "de huysinge ofte op de woninge van Lendert Gerijts Snoe" verklaart een niet genoemd bedrag schuldig te zijn aan Gerijt Lendertsz. Snoe en Dirck Lendertsz. Snoe, "beyde gebroeders". Hij was het onbekende bedrag schuldig over de koop van een boomgaard, staande en gelegen op Bolnes aan de Seedijck, bij Meeus Dircksz. Egens, en over de koop van het land van Adrijaen Koessen "ofte Wegh hoeff", zoals het bewoond is (geweest) door Lenert Gerijtsz. Snoe, zaliger. Leendert is dus overleden voor 10 dec. 1622 en geen van zijn kinderen woont in het ouderlijk huis (ouderlijke boerderij?) in Bolnes. De woning van Leendert Gerritsz. Snoo is blijkbaar reeds op een eerdere datum verkocht want Hendrik den Mijn woont er al. Als erfgenamen van hun vader verkopen zijn zoons Gerrit en Dirk nu ook een boomgaard en een stuk land, wellicht om andere kinderen (zusters?) hun deel van de erfenis te kunnen betalen. Hoewel niet zeker mogen we aannemen dat zijn vrouw reeds voor hem overleed omdat zij bij deze transactie niet wordt vermeld en ook niet meer op het huis in Bolnes blijkt te wonen.

13-1-1627
Attestatie of verklaring, blz. 927 Merritgen Claesdr weduwe van Leendert Snoeijen wonende Achter 't Verbr. Clooster, verklaart, dat ca. 22 jaar geleden haar man, in haar presentie, met wijlen Jan Luytten, in zijn leven thuynder aan de Rijwech, buiten de Goutse Poort, is overeengekomen om de scheidsloot tussen het erf van comparante en haar man, nu eigendom van Cors Jacobsz [waarschijnlijk Cornelis Jacobsz Polderman, de echtgenoot van Janneken Snoyen], en het erf van genoemde Jan Luytten, te dempen en te vervangen door een heg van struiken. Comparante verklaart voorts dat het huis, door Jan Luytten gebouwd, geheel op diens eigen grond staat. In deze akte wordt Leendert's achternaam naast Snoo, Snoe en Snoi, 'Snoeyen' of ook wel 'Snoeijen' genoemd, zonder Gerritsz.

Relaties:

Gehuwd met Maritgen Claesdr (†>1627)
  • Huwelijk: vóór 13 januari 1605
Gehuwd met Maritgen Bastiaens (1545-<1605)

Laatst gewijzigd: 6 december 2023
link: https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-81162 
Kopieer permalink
Gekopieerd!
...rapport wordt opgesteld... een ogenblik...

...rapport wordt opgesteld... een ogenblik...

Database: GensDataPro 3.1