Stamboom van Hagenbeek

Gerrit Snoo

Gerrit Snoo (Snoyen; Snoeyen)
Vader: Gheryt Snoeyen
Moeder: NN
  • Geboren: ± 1518
  • Gedoopt: [[https://gw.geneanet.org/hdesnoo?lang=nl&pz=hendrik&nz=de+snoo&ocz=7&p=gerijt+gheryt+gerrit&n=snoyen+snoeyen]]
  • Reeds in de middeleeuwen komt deze naam met verschillende varianten in verschillende middeleeuwse Hollandse, Utrechtse en Gelderse bronnen voor. Men zou kunnen denken aan een bijnaam voor een 'snood' iemand, een booswicht (of schrander iemand). Dit zou bevestigd kunnen worden door het feit dat uit deze vormen ook de naam De Snoo is voortgekomen, zij het pas enkele eeuwen later, maar de naam komt ook in verschillende voornaam-patroniemreeksen voor, waarbij Snoy of Snoey dus ook een voornaam is. Ook door de vorming van de Oostnederlandse boerderijnaam Snoeijing kan men veronderstellen dat Snoeij een voornaam (uit een Germaanse persoonsnaam) is geweest. Dat wordt bevestigd in: De Navorscher volume 1935, blz. 90. De naam Snoey is ontstaan uit den Frankischen persoonsnaam Sunu (zoon).
  • Overleden: na 3 januari 1538 (ongeveer 20 jaar oud) te Capelle a/d IJssel

De naam De Snoode, Snoije, Snoge, Snoeij
Dit wijst op sneu, sneuge, gelijk men in Overijsel het adject. »sneeg" uitspreekt, in den zin van slim, schrander, vernuftig. Hetwelk daarbij voor een gesl. euphemistisch klinkt. Heb ik recht ? Ook het patronymikon Snoijing, Snoging komt aldaar voor.

Reeds in de middeleeuwen komt deze naam met verschillende varianten in verschillende middeleeuwse Hollandse, Utrechtse en Gelderse bronnen voor. Men zou kunnen denken aan een bijnaam voor een 'snood' iemand, een booswicht (of schrander iemand). Dit zou bevestigd kunnen worden door het feit dat uit deze vormen ook de naam De Snoo is voortgekomen, zij het pas enkele eeuwen later, maar de naam komt ook in verschillende voornaam-patroniemreeksen voor, waarbij Snoy of Snoey dus ook een voornaam is. Ook door de vorming van de Oostnederlandse boerderijnaam Snoeijing kan men veronderstellen dat Snoeij een voornaam (uit een Germaanse persoonsnaam) is geweest. Dat wordt bevestigd in: De Navorscher volume 1935, blz. 90. De naam Snoey is ontstaan uit den Frankischen persoonsnaam Sunu (zoon).

Arnoldus Snuie, Utrecht 1250 (OSU 3, nr 1217). Arnoldus dictus Snoye de Everdinghe had o.a. de visserij in de IJssel en de Lek in erfpacht, 1250 (kop. 15e) (OSU 3, nr 1222). Gerhardus dictus Snoye, getuige Oldenzaal 1288 (OSU 4, nr 2361). De ridderhofstad Oude Gein (nu gemeente Nieuwegein) wordt in 1312 door Snoy van den Ouden Geine beheerd, opgevolgd door Henric Snoyen sone; het gebouw werd ook wel de Snoyentoren genoemd. Aernd Snoeye was in 1325 getuige bij een bepaling van de grens tussen Holland en het land van Breda. Gheryt Snoey (1379) was beleend met land in het ambacht van Berkenwoude en met land in Krimpen aan den IJssel. Wolter Snoye werd in 1402 met een goed in Steenderen beleend. Diens zoon Johan Snoye had in 1417 een goed in het kerspel Dedinchem 'to lene in dienstmanne stat'. Willem Snoy (1403/04) was pander van hertog Albert in het Land van Woerden. Dirc Snoey (Jansz) werd in 1403/04 koster in Rotterdam. In 1459 was ene Gherijt Snoey schout van Ouderkerk a.d. IJssel. Aldaar woonde in 1529 Kers Snoeyensz, dezelfde als Kars Snoeysz (1553) en Kars Snoysz (1559). Diederik Snoy/Sonoy, goeverneur van Hollands Noorderwartier, werd in 1529 in Kalkar (Land van Kleef) geboren als zoon van Lambrecht Snoey. Vanaf de middeleeuwen wisselde in Zuid-Holland (i.h.b. in de Krimpenerwaard) van generatie op generatie de voornaam Snoey met het patroniem Snoey(en) af. In de 17e eeuw werd het patroniem Snoey bij verschillende takken een familienaam, bv.: Leendert Huybrechts Snoey, Rotterdam 1648; Aryen Aryens Snoey, ovl. Berkenwoude voor 1659; Cornelis Ariensz Snoey, ovl. Lekkerkerk voor 1666. Lit.: • B. de Keijzer, 'De familie Snoey te Ouderkerk a/d IJssel', in: OV32 (1977), nr 259, pp 113-123. Aanvullingen en verbeteringen, idem 41 (1986), pp 336-341. • B. de Keijzer & C.C.J. Lans, 'De bouwgeschiedenis van het dorp Ouderkerk a/d IJssel', in: OV35 (1980). • M.S.F. Kemp, 'Van Oostrum te Houten; aanzetten voor een genealogie', in: Jb. CBG 41 (1987). • J.C. Kort, 'De leenhoven van de heren van Vianen', in: OV41 (1986), nr 381, p 75. • Mieris van-1754 II, pp 358, 556; III, pp 355, 735. • E. Pelinck, 'Portretten van Diederik Sonoy', in: Jb. CBG 20 (1966), pp 145-148. • Reg. Guidonis • Winter van-1962. • Heinric Snoye soen van den Oude Gheine (in het kerspel Jutphaas) [Leenmannen Utrecht 1379, p 30]. • Witeman Snoyen, deurwachter van Willem, graaf van Henegouwen en Holland, Den Haag 1336 = Wijtman Snoeyen, 1346 (archief van het zusterhuis Sint Maria in Galilee) [Sernee-1920, p 55]. Snoeij(s): 1. Snoeij = Snoij < snode; zie de Snoo. ­ 2.BerN van de snoeier. Vgl. Snoeijers. 1397 Aert Snoeye, Claus Snoye, Antwerpen (WF). ­ 3. Patr. VN (U, G). 1250 Arnoldus Snuie = Arnoldus dictus Snoye, Utrecht; 1312 Scnoy van den Ouden Geine (vader van) Henric Snoyen sone,

Reg.nr. 2117; Bisschop Frederic en de steden Utrecht en Amersfort verklaren, dat zij, nu Melis uten Enge en Herman van Steenre de partij van den bisschop gekozen hebben tegen hertog Johan van Beyeren, hunne "hoeftheren" zullen zijn. Afschr. - Reg.nr. 475 fol 50 vs. NB. Met aanteekening, dat eene gelijkluidende oorkonde verstrekt is aan: Loef van Ruweel, Reyner van Duven [vermoedelijk Dunen], Gerit Snode [sic], zijn zoon, Claes van Diemen. Bijzonder in de zojuist vermelde akte is de vermelding van Reyner van Dunen en Gerit "Snode" (van Berkenwoude, Ouderkerk aan den IJssel). Daarmee is er een aansluiting bij Gerit Reyniersz Snoye van Berkenwoude. Er is echter geen nageslacht bekend van Gerit Reyniersz Snoye, maar daarmee is niet gezegd dat er geen nakomelingen kunnen zijn geweest. De te overbruggen periode beloopt meer dan 50 jaar, dus waarschijnlijk twee of drie generaties. Nu de relatie met Ouderkerk aan den IJssel (van de Krimpenerwaard) bestaat, kan het zeer wel zijn dat Gheryt Snoyen, geboren omstreeks 1518, nageslacht is van Gerit Snoye van Berkenwoude. Het is evenwel zeer goed denkbaar dat Gheryt Snoyen verbonden is geweest met het naastgelegen Capelle aan den IJssel in de lijn van Snoey Gherritsz geboren omstreeks 1445, Gerrit Snoey (Snoeyensz) geboren omstreeks 1486 en overleden Capelle aan den IJssel en Adriaen (Arien) Gerritsz Snoey, geboren omstreeks 1513 en overleden Capelle aan den IJssel. En dit bewijs wordt vrijwel zeker geleverd op het moment dat na het overlijden van Lenert Snoije (zoon van Gheryt Snoyen), Maritgen Claes voor de derde keer huwt met Hugo Willems waarbij zij wordt vermeld als weduwe van Leenardt Snoije en wordt Leenardt vermeld wordt als afkomstig van Capelle. Lenert was dan de broer van Adriaen.

Er is uit deze periode over deze Gheryt of over zijn familie, natuurlijk weinig te vinden. De kans bestaat dat Gheryt al dan niet met zijn gezin, de oversteek heeft gemaakt van het gebied aan de Hollandsche IJssel (Ouderkerk-, Krimpen- en Capelle aan den IJssel) of de Krimpenerwaard, naar de Zwijndrechtse waard (IJsselmonde, Ridderkerk). Dat zal dan misschien gebeurd zijn met het veer Kralingen-IJsselmonde of misschien met het overzetveer van Slikkerveer. De aanlegplaatsen van het overzetveer en van de latere rederijboten van Slikkerveer zijn altijd op dezelfde plaats geweest. De naam van de wijk is ook hier ontstaan en werd in diverse spellingsvormen in het begin als "Slijcker veer" gebruikt. De aanlegplaatsen zijn nu enkele honderden meters naar het oosten verplaatst naar "De Schans". Uit onderzoek naar de rekeningen van de ambachtsheer van Ridderkerk blijkt - zoals vermeld in deze bron - dat het zeker is dat vanaf 1529 de mogelijkheid bestond voor personen en/of goederen om overgezet te worden. De veerman betaalde jaarlijks aan de Ambachtsheer een zogenaamde recognitie (toestemming) voor het recht om het veer te exploiteren. De veerplaats was meestal een goede reden voor een herberg, werkplaatsen of woningen. Dat gebeurde ook in Slikkerveer, waar aan de Nieuw-Reijerwaardse Zeedijk ter hoogte van het zogenaamde 'Lekveer' en 'Café Lodder' een woonkern ontstond. Deze huizen zijn overigens allemaal verdwenen.

Het vijfde Weesboek van Rotterdam, 1533-1561, blz.444. f16; Jacob 6 jaar, Pieter 4 jaar en Jan ½ jaar, de weeskinderen van wijlen Jan Melijsz en Annetgen Arentsdr. 6-9-1533: De moeder bewijst de kinderen de helft van het huisraad en de inboedel en 8 pond groot Vlaams. Zij houdt gemeen met de kinderen het volgende: een hee op de Middeldam, Jan Jansz. vleeshouwer OZ en de Croon WZ; een hee op de Achterweg, Arien de houdtsager NZ, Arien de lindewever ZZ; een hee in de Pannekoeckstraat, Jan Quirijns NZ en Claes Pietersz. ZZ; ¼ van 5½ morgen land in Cool, genaamd de Breede Saet; 5% morgen land met grienden te Scoenhoven bij de Hem in de Boenderplas, afkomstig van Arent Thin,; een jaarrente van 6 schilden verzekerd op enige hoven bij Scoenhoven; een eeuwige jaarrente van 1 gouden rosen nobel, verzekerd op het land van het convent van Sint Agniet binnen Scoenhoven, die na het overlijden van zuster Grietgen Arentsdr. aan dit convent zullen komen; ¼ van een losrente van 1 pond groot Vlaams, verzekerd op het land te Scoenderloe van Heyn die backer te Delffsehaven en een losrente van 15 karolus gulden op hetzelfde land (deze 2 brieven berusten onder Jan Jacobsz. alias Eynout, oom en voogd) en alle inschulden. 3-1-1538: Melis Jansz., Jan Jacobsz. en Dominicq Pietersz. als voogden verklaren dat de moeder het huis in de Pannekoeckstraat behoudt en de kinderen dat op de Achterweg krijgen. De helft van het huis op de Middeldam is tegen 26 pond groot Vlaams verkocht aan hun grootvader Melis Jansz. Hiervoor zijn een losrente van 12 pond groot Vlaams, verzekerd op het land te Cappelle van Gerijt Snoy, en 2 pond hollands op dat van Jan Symonsz. aldaar. Voor de inschulden zijn de volgende losrenten gekocht: 4 pond hollands op het land te Capelle van Comelis Jacobsz; 4 pond hollands op het land te Ommoerden van Dirck Cornelisz. Bruyn; 6 en 5 pond hollands op het land te Niewerkerck van Vranck Cornelisz en 8 pond hollands op het land over het kerkhof te Hillegertsbergh van Jacob Cornelisz 12-2-1551: De kinderen Jacob en Pieter zijn voldaan.

Naar het in eerste instantie schijnt, is er een dochter Grietgen Gheerits bij Gerijt Snoeien volgens DTB Ridderkerk 1579-1643 Trouwen (NGV) nr. 38. Een Adriaen Gheeritsz is verder in 1585 (D110) getuige bij de doop van Frans, kind van Adriaen Fransz en Mergriet Geeritsdr (andere getuigen zijn: Crispeijn? Jansz, Jan Cuijper, Reijmburch, Leendert Willemsz wijff ende Maricgen, Leendert Zeghersz [Cranendonck] weduwe). Deze Grietgen blijkt echter van Barendrecht te zijn volgens haar trouwakte (T38) van 1 november 1583 (met Adriaen Fransz "Paep" welke laatste ook is vermeld in de Naamlijsten zaken Baljuw 1574-1581). Er is ook bekend dat er een Adriaen Gheeritsz was te (Oost-)Barendrecht volgens trouwakte van 10 september 1616 van Meerten Gerritsz met Sijtgen Cornelis waarbij Sijtgen weduwe was van Adriaen Gerritsz (zie T445). Gezien deze gegevens is Grietgen Geerits hier niet als dochter van Gheryt opgenomen. Overigens blijkt er nog een enkele Grietgen Gerrits (jd) in het Trouwboek van Ridderkerk te zijn die in het huwelijk treedt -pas op 7 jul 1630- met Wouter Jansse (jg) van Leent in Braband (e.e.a. volgens T623). In het Doopboek komt Grietgen Geerits verder niet voor, behalve als vrouw van Huijch Pietersz [Cranendonck, alias Bootser] bij de doop van Gheerit op 23 december 1584 (in D97). Daarom wordt aangenomen dat Grietgen geen dochter is van Gerijt, hoewel dat ook weer niet helemaal is uitgesloten. In het Trouwboek van Rijsoord vanaf 1586 tot 1653 is het tweede huwelijk van Grietken Geeraerts (17 augustus 1586) met Jan Pietersen [van Droogendijck] terug te vinden.

Niet Gheryt Snoyen, maar Geerit Adriaensz (mogelijk de zoon van Adriaen Gherytsz) zal getuige zijn geweest bij de doop van Geerrit, zoon van Heijndrick Geerritsz en Marijtijen Ariensdr (Adriaen Cornelisz was waarschijnlijk geen familie). Getuigen: Adriaen Cornelisz ende Geerrit Adriaensz ende Margriete Dircksdr. Laatstgenoemde getuige - Margriete Dircksdr - was eveneens doopgetuige bij de doop van Maritgen, een dochter van Dirck Vulrycksz en Lijntghen Gheeritsdr [zus van Heijndrick], waar overigens de vrouw van Dirck Geeritsz - Hilletje Adriaens - ook bij was.

De wellicht reeds overleden vader Gherijt werd vermeld als 'Geerit Adriaensz' de vader van vermoedelijk Lenert Gerijtsz 'in IJsselmonde' bij de doop van een kind van Cornelis Jacobs Sneukelaer en Hillegont Claes in het jaar 1602 (10 maart 1602), omdat zijn tweede vrouw Maritgen Claes hoogstwaarschijnlijk een zus is van Hillegont Claes (uit IJsselmonde).

In de huwelijksaankondiging van het huwelijk tussen Hugo Willems en Maritgen Claes (2e vrouw van Lenert Gherytsz Snoyen geboren ca. 1539) wordt vermeld: Hugo Willems wed[uwnaar] v[an] Rott[erdam] w[onende] achter t Clooster Maritgen Claes wed[uwe] Leenardt Snoije v[an] Capelle w[onende] buiten de Goudtsche poort Getrout den 17 feb[ruari] 1615. Hier blijkt dus duidelijk dat Lenert van Capelle afkomstig is en dat hij de achternaam 'Snoije' heeft. Lenert is verder ca. 68 jaar oud in 1607.

Relaties:

Relatie met onbenoemde persoon

Bronnen:

1. De Navorscher blz/akte Vol. 36, pag. 670
2. Ons Voorgeslacht blz. 113 Jrg. 1977
3. Ons Voorgeslacht blz. 437 Jrg. 1985

Laatst gewijzigd: 6 december 2023
link: https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-81166 
Kopieer permalink
Gekopieerd!
...rapport wordt opgesteld... een ogenblik...

...rapport wordt opgesteld... een ogenblik...

Database: GensDataPro 3.1