Vader:
Leendert Gerritsz de Snoo
Moeder:
Maritgen Bastiaens
- Geboren: in 1569 [[https://gw.geneanet.org/hdesnoo?lang=nl&pz=hendrik&nz=de+snoo&ocz=7&p=gerijt+gerrit+lenertsz+leenaertsz+leendertsz&n=snoo+snoy+snoe+snoos+sneu]] te Ridderkerk
- Gedoopt: [[https://gw.geneanet.org/arieb?lang=nl&p=gerrit+leendertsz&n=de+snoo]]
- Landgebruiker in Nieuw Reijerwaard, Landeigenaar 1627
- Overleden: ± juni 1640 (ongeveer 71 jaar oud)
1602 : Ridderkerk
WIJ 606, 1602, foto 634, map429. Betaelt Gerit Leenaertss Snoo om de aerde dammen op Bolgnes van die te repareren, in ende op alsulcke voorwaerden, alshij die aengenomen heeft van mijne heeren dien dijckgraef ende hooghedijckhemraeden ter somme van xii pond
1603 : Rotterdam
Rotterdam IJsselmonde. In 1603 kopen Geerit Lenaertsz. Snoo en zijn broer Dirck de vlastiende in het Oostambacht van IJsselmonde.GA Rotterdam, archief IJsselmonde inv. nr. 1711, fol. 156v; P. Grandia, De tienden van 't Oostambacht van IJsselmonde. Naamlijsten (1578-1699), Rotterdam, 1993 (uitg. St. Streekarchief eiland IJsselmonde).
20 juni 1610 : Ridderkerk
RAZH, ora Ridderkerk inv. nr. 114: Reeds op 20 juni 1610 vinden we Gerijt Lenertsz. Snoo vermeld in verband met een betaling door Pieter Cornelisz. aan een zekere Huijch [Geritsz] Geraerdtsz. (schepen van Zevenbergen 1563), wonende te Zevenbergen. Mogelijk betreft dit Pieter Cornelisz Baes, een broer van Adriaen Cornelisz Baes, in wiens huis Gerijt later assisteert bij een boedelscheiding m.b.t. de familie Leenderts. Huijch Geritsz is meermalen genoemd in de boedelrekening van het weeskind van Cornelis Jan Huijgen (8 sept. 1578). Maeijken Jan Huigen (dochter van Jan Huijchen) was overigens de tweede vrouw van Gerrit Gerritsz Cranendonck (zie: "De geslachten Cranendonck ca 1400-1700, blz. 166).
23 februari 1612 : Rotterdam
Rotterdam IJsselmonde. GA Rotterdam, arch. gem. IJsselmonde inv. nr. 158 (dingboek), fol. 45v: Op 23 febr. 1612 treedt Dirck Leenertsz. Snoo, voor het gerecht van het dorp IJsselmonde, op als eiser contra Claes Robbrechtsz. Hij eist betaling van 66 Carolus gulden die Claes volgens een schuldbekentenis voor Lichtmis 1612 aan hem had moeten betalen vanwege de koop van een paard, plus de betaling van de onkosten van de rechtszaak. De gedaagde verschijnt niet, hetgeen wordt aangetekend als het eerste verzuim. De zaak wordt vervolgens, zoals gewoonlijk, verdaagd tot de volgende zitting terwijl de gedaagde door zijn niet verschijnen in principe schuldig wordt verklaard. Waarschijnlijk is de zaak op een later tijdstip in der minne geschikt want we vinden hem verder niet terug in het IJsselmondse dingboek. Zoals reeds vermeld bij zijn vader, verkocht Dirck samen met zijn broer Gerrit op 10 dec. 1622 een boomgaard en een stuk land onder Bolnes aan Hendryck Pietersz. den Mijn.
9 juli 1613 : Dordrecht
GA Dordrecht, ONA inv. nr. 5, fol. 114-114r: Op 9 juli 1613 treedt Gerrit Lenertsz. Snoo op als getuige bij het opmaken van een notariële akte te Dordrecht. Het betreft een attestatie van Arien Hendricxsz. Outraet, schout van Oost-Barendrecht, die op verzoek van Cornelis Andriesz. Slingelant, rentmeester van 't Sacramenten Gasthuijs binnen Dordrecht, verklaart dat de regierders van het voors. gasthuis in de zomer van 1611 met Johan Elantsz. in Barendrecht zijn geweest, ten huize van hem comparant alwaar ook Jacob Crijnen present was. Arien verklaart daaromtrent gehoord te hebben dat de heren spraken met Jacob Crijnen over de pacht van land dat hij van het gasthuis huurde en dat gelegen was in de Sideweij onder Barendrecht en dat zij met minne ende vrientschap uit elkaar gingen. De eigenlijke bedoeling van de akte (waarom hij werd verleden) is niet echt duidelijk, evenmin als het feit waarom juist Gerrit Snoo, overigens samen met een zekere Dirck Barentsz. van Voorst, boogmaker, als getuige optrad.
25 februari 1617 : Rotterdam
GA Rotterdam, ora IJsselmonde inv. nr. 184, fol. 105-105v: Op 25 febr. 1617 treedt Geerit Leendertsz. Snoo op als testamentaire voogd van de weeskinderen van Pietertgen Bastiaensdr. geprocreert (verwekt) bij Adriaen Ariensz. Fonckeert.
28 juni 1619 : Ridderkerk
Gezien het tijdvak en de herkomst van Gerijt Leendertsz Snoe en Maergen Leenderts van Ridderkerk, lijkt het dat Maergen Leenderts een zus is van Gerijt Leendertsz (Snoe). Niets is minder waar. Bij de akte lijkt er ook een relatie tussen Gerijt en Margrieta door het gebruik van het patroniem "Lenderts'. Desalniettemin worden vooralsnog Pieter -, Maergen en Margrieta als aparte broer en zussen (ook in de akte) aangemerkt. Pieter, Maergen en Margrieta zijn om deze reden niet opgenomen als zoon en dochters van Lenert Gerijtsz Snoe (en dus ook niet als broer en zussen van Gerijt). De akte: op 28 juni 1619 assisteert Gerijt bij een boedelscheiding tussen Pieter Leendertsz. en diens zusters Maergen en Maergrijeta Leendertsdr. Men was samen gekomen ten huize van Adrijaen Cornelisz (Baes) [voor informatie over het geslacht Baes, zie K.J. Slijkerman, Geslachten van het eiland IJsselmonde deel 3. Het geslacht Baes alias (De) Swaen alias Van der Swaen alias Man te Ridderkerk, Rijsoord, Cromstrijen en Oud-Beijerland, Rotterdam, 1990] en in het huis Pieter Lendertsz. en zijn zwager en zuster, op Bolnes, in welk huis hun ouders beiden waren gestorven. Pieter werd geassisteerd door Adryaen Koessensz. en Ploen Cornelisz, zijn buren. Maergen werd geassisteerd door haar gekozen voogd Ghijs Jochumsz. Adrijaen Jochumsz trad op voor hemzelf en voor zijn vrouw Maergrijeta Lendertsdr. en werd geassisteerd door Gerijt Lendertsz Snoe en Gerijt Lodewijcksz Smijt (Bron: W. de Snoo i.s.m. J.H. van der Boom en M.E. van der Boom-van Haren).
9 maart 1620 : Ridderkerk
RAZH, ora Ridderkerk inv. nr. 114: Een belangrijke akte werd opgesteld op 9 maart 1620. Op die datum compareerde Haesken Adrijaensdr. voor schout en schepenen van Ridderkerk in hun functie als lokale weesmeester. Zij bedankt haar neef Gerijt Lenertsz. Snoo voor zijn voogdijschap "uit crachte van (het) testament bij ons grootvader gemaeckt" en verzoekt hem afstand te doen van haar handel (lees: goederen). Deze akte is aangehaald voor een hypothese in Bron: J.H. van der Boom en M.E. van der Boom-Haren. Deze hypothese is verwerkt. Het zou echter ook zo maar kunnen zijn dat Haesken - immers volgens de akte een volle nicht van Gerijt - gehuwd was met Adriaen Adriaensz Baes en haar moeder Pieterken een zus van Maritgen Sebastiaens, de vrouw waarmee Lenert Gerijtsz gehuwd was.
10 december 1622 : Ridderkerk
NA ZH, ora Ridderkerk inv. nr. 114. Een belangrijke akte [v.w.b. Lenert Gerijtsz Snoe], waarin voor het eerst ook andere familieleden [van Lenert] worden genoemd, is een stuk van 10 dec. 1622 uit het oud-rechterlijk archief van Ridderkerk. Hendryck Pietersz den Mijn, wonende op Bolnes in de gerechte van Ridderkerk, in "de huysinge ofte op de woninge van Lendert Gerijts Snoe" verklaart een niet genoemd bedrag schuldig te zijn aan Gerijt Lendertsz Snoe en Dirck Lendertsz Snoe, "beyde gebroeders". Hij was het onbekende bedrag schuldig over de koop van een boomgaard, staande en gelegen op Bolnes aan de Seedijck, bij Meeus Dircksz Egens, en over de koop van het land van Adrijaen Koessen "ofte Wegh hoeff", zoals het bewoond is (geweest) door Lenert Gerijtsz Snoe, zaliger. Leendert is dus overleden voor 10 december 1622 en geen van zijn kinderen woont in het ouderlijk huis (ouderlijke boerderij?) in Bolnes. De woning van Leendert Gerritsz Snoo is blijkbaar reeds op een eerdere datum verkocht want Hendrik den Mijn woont er al. Als erfgenamen van hun vader verkopen zijn zoons Gerrit en Dirk nu ook een boomgaard en een stuk land, wellicht om andere kinderen (zusters?) hun deel van de erfenis te kunnen betalen. Hoewel niet zeker mogen we aannemen dat de vrouw van Lenert reeds voor hem overleed omdat zij bij deze transactie niet wordt vermeld en ook niet meer op het huis in Bolnes blijkt te wonen.
Bron: W. de Snoo, J H van der Boom en M.E. van der Boom-van Haren.
1627 : Ridderkerk
GA Ridderkerk inv. nr. 31: Volgens de verponding heeft Gerrit Lenertsz. Snoo in 1627 twee morgen eigen land en een huis in Ridderkerk in bezit. Daarnaast gebruikt hij nog drie morgen land, gelegen in een stuk land genaamd Joris Dammaszoons zes morgen, in Nieuw Reijerwaard. Eigenaar van dat land is de weduwe van Mr. Willem Boucquet.
29 juni 1631 : Ondertrouw (met Aechje (Aechien) (Aechgen) Damisdr (Dames)) - Ridderkerk
10 juli 1631 : Ridderkerk
A.R.A. Weeskamer Ridderkerk, inv nr 1. Als kinderen uit het eerste huwelijk worden genoemd: Cornelis Geerits, Bastiaen, Lenert, Maertgen, Sijtgen, Guertgen en Janneken.
15 juli 1631 : Bekrachtiging testament - Ridderkerk
RAZH, weeskamerarchief Ridderkerk inv. nr. 1, fol. 84:
Op 15 juli 1631 koopt Gerrit, na het overlijden van zijn vrouw, zijn kinderen uit. Met andere woorden, hij stelt hun moederlijk erfdeel veilig door nu reeds de boedel te scheiden. Gerrit wordt door de weesmeesters "onse mede inwoonder" en weduwnaar van Neeltgen genoemd. De kinderen worden eveneens met name genoemd en zijn: Cornelis, Bastiaen, Lenert, Maertgen, Sijtgen, Grietgen en Janneken Gerrits, terwijl de weesmeesters als voogden optreden voor de onmondige (minderjarige) kinderen. De partijen zijn reeds met elkaar overeen gekomen dat Gerrit "zal blijven aen de volle besitte en eygendom van alle goederen, roerende en onroerende, huys, boomgaart en twaalf roeden (land), have, moeblen (meubelen) en gelt" als hij de "incomende en uytgaende" schulden en lasten waarmee de boedel bezwaard is zal betalen (er drukt waarschijnlijk een hypotheek op het huis) en de kinderen als hun moederlijk erfdeel de som van twintig gulden zal uitkeren. Verder moet hij de twee oudste dochters bij hem houden (was daar wellicht een speciale reden voor?) en als zij voor hem komen te sterven mag hij de beloofde uitkering behouden. Aan de belofte verbindt hij zijn huis, zijn persoonlijke en alle andere goederen als onderpand. Gerrits vrouw was afkomstig uit Baele in de provincie Brabant. Mogelijk woonden er meer personen uit die contreien in en rondom Ridderkerk doch het meest waarschijnlijk lijkt dat uit die streek seizoenarbeiders afkomstig waren die in de polders rond Ridderkerk hun arbeid verrichtten. Dit vermoeden wordt gesterkt door de volgende aantekening in het Ridderkerkse doopboek: "Den 6 febr. (1592) is gedoopt een bastaertsone van een vrouwepersoon, ende naeme Marijke. Ende de vader, so de moeder secht, eene Claes Jansen van Baele uit Brabant, doch wort niet wel gelooft".
2 november 1631 : Akte - Rotterdam
DTB Rotterdam Trouw Gereformeerd. Vermeld is dat als datum van zijn tweede huwelijk (met Aechie Dammis) is vermeld 2 november 1632. Dat moet waarschijnlijk 2 november 1631 zijn (16 maanden na de ondertrouw zou erg lang zijn). De 2 november 1631 valt ook op een zondag en 2 november 1632 op een dinsdag.
2 november 1631 : Huwelijk (met Aechje (Aechien) (Aechgen) Damisdr (Dames)) - Rotterdam
3 juli 1634 : Rotterdam
Aktesoort attestatie of verklaring Datum 03/07/1634 Archief ONA Rotterdam Inventarisnummer 142 Aktenummer/Blz. 84/135 Notaris Arnout Wagensvelt Gerrit Leendersz Sno, 70 jaar, verklaart op verzoek van Wouter Pleunen wonende te Ridderkerkerck dat Cornelis Dircxsz Bam in zijn leven secretaris van Ridderkerkerck eigenaar was van een stuk land gelegen in't Langelant van de heerlijckheyt van Ridderkerkerck, groot 4 morgen en 4 hond. Dit land, in gebruik bij Wouter Pleunen, is voorheen eigendom geweest van Basteaen Basteaensz en is gelegen bij de Slijckerveersedijck tegen het huis van Aryaen Cornelisz Grootendorst. De eigenaar heeft altijd een stuk dijk onderhouden.
16 juli 1638 : Rotterdam
Gerrit Leenderts Snoos, toesiender van de wagens, 74 jaar, Adryaen Hendericx, voerman, 42 jaar, en Pieter Corstiaens, rijdende voor Cornelis Speck, 18 jaar, leggen een verklaring af op verzoek van Willem Gijsberts Thoen, voerman. Op. Woensdagavond j.l. is Cornelis de Jongen Bals, voerman te Papendrecht, met zijn lege wagen, getrokken door een bruin en twee grauwe merriepaarden, bij de Oostpoort op het Dortse Veer gekomen. Hij kwam uit Amsterdam en was van plan met 4 personen naar Dordrecht te vertrekken. Volgens Teunis Evenquaet, voerman van Amsterdam, is hij met 2 coopluyden naar Amsterdam vertrokken (Bron: GA Rotterdam 18_390 Jacobus Delphius te Rotterdam, 01-Jan-1634 t/m 31-Dec-1640, inv.nr. 390, aktenr. 172, blz. 267).
17 april 1640 : Testament - Rotterdam
Notaris: Jacobus Delphius Aktenummer: 293 Bladzijden: 873 t/m 875. Gerrit Leenderts Snoes, roeper van 't Goutse Veer, en zijn vrouw Aechgen Dammisdr benoemen elkaar tot erfgenaam met een bepaling t.a.v. hun kinderen (Bron: Toegangsnummer: 18 Notarissen te Rotterdam en daarin opgegane gemeenten (ONA) Inventarisnummer: 354.
10 juni 1640 : Rotterdam
Aechgen Dammisdr, weduwe van Gerrit Leenderts Snoo, ter ene zijde, en Cornelis, Basteaen en Leendert Gerrits Snoo, zoons van Gerrit Leenderts Snoo, mede voor Arijen N.N., man van Grietgen Gerrits, Sijtgen en Marritgen Gerrits, hun ongehuwde zusters, ter andere zijde, allen erfgenamen Gerrit Leenders Snoo, sluiten een overeenkomst over de nalatenschap. Bron: Stadsarchief Rotterdam, 18-402, 274, blz. 547 t/m 548.
23 juli 1644 :
Aechgen Dammis, laatst weduwe van Gerrit Leenderss Snoos, bekent 45 gulden schuldig te zijn aan Pieter Pieterss Clemens (Bron: GA Rotterdam, inv.nr. 372, aktenr. 175, blz. 304).
Laatst gewijzigd:
6 december 2023
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-81160
Gekopieerd!