Hij hertrouwde, met huwelijks voorwaarden 24 januari 1560, met Catharina van Renesse, die als weduwe naar Utrecht terugkeerde en daar in elk geval op 9 februari 1615 nog verbleef248. Zij overleed echter te Woerden op 1, aangifte
Utrecht 4 september 1626 en werd aldaar in de Buurkerk begraven249. Haar ouders waren heer Gerrit van Renesse, ridder, heer van Wulven en Wilp en Geertruid van der Ham. Hij behoorde tot de aanbieders van het smeekschrift der edelen te Brussel in 1567 en werd het jaar daarop door Alva gevangen gezet op het Utrechtse Vredenburch en op 25 augustus van dat jaar om den gelove onthoofd250. De kinderen, waaronder Warner en Catharina hadden op 8 juli tevoren bij notaris Splinter van Hamersfelt verzoekschriften te zijnen behoeve laten opstellen en daags daarop twee personen gemachtigd om zijn onschuld te betuigen. Brieven aan Jan van Renesse (1580-1598), contracten en aantekeningen betreffende ƒ 100 ’s jaars, bij huwelijksvoorwaarden door Jouffrou Marie van Renesse drostinne tot Hattem, tante van Catharina, toegezegd uit 16 m. lands in Oudt Beijerlant gelegen, welk land via tantes man Jan van Holtswiller was vererfd op Clementia van Aemstel van Mijnden, vrouw van Frans van Lynden en haar onmondig kind Anthonis. Jan van Renesse, broeder van Catharina en jurist fungeerde als raadsman voor Werner, Catharina en zoon Josrien tijdens het proces voor het Hof van Holland. Zijn dossier bleef bewaard in het kapittelarchief van St. Jan te Utrecht.
Jorrien van Lennep (18 januari 1608, 9 en 10 maart) pro se et qq zijn moeder CvR werd. Warner van Lennep, richter te Nijmegen, Antonius van Lennep, Geertruyt van Lennep en de onmondige kinderen van zaliger Steven van Lennep eisen extradictie van twee koffers en een kist met segelen, brieven en obligatien van Diderick Vygh, Heer tot Soelen, ambtman van Nederbetuwe. Na decisoiren eed door Catharina wordt Vygh 10 maart veroordeeld tot een schadevergoeding van 3991 gulden252. Over Warners goederen is het volgende bekend. Te Didam is hij op 2 dec. 1549 “marckgenoit geworden in alle drie marcken” 253 en werd hij na verzuimd op 10 aug. 1550 beleend met het goed ten Dijcke in die Fluyve254 en bij het overluiden van zijn weduwe wordt deze op 1 sept. 1626 genoemd vidua domicelli Werneri de
Lennep255. Een deel van zijn Didams bezit stoot hij echter bij een boedelscheiding af aan zijn half neef Bernt van Voorst, die op 2 juni 1570 markgenoot werd voor ¼ van het Roelof en Warner van Lennepslag in Waverlo, ¼ van den hof tho Vinckwijck in Loel en ¼ van 2 slagen geheten Roelof, Warner, Joris van Lennep in Milstede. Mogelijk tengevolge van de oorlogstoestand bleven de bijbehorende beleningen achterwege en pas in november 1615 verwierf Otto van Voorst na overdracht door Warners zoon Jorriaan256. Rond de jaarwisseling 1570/71 verloor hij nog een proces tegen Jan van der Borch voor het gericht in de Lymers te Zevenaar257. Te Nijmegen woonde hij aanvankelijk buitendijks, “opten Werdt” zoals de stadrekening zulks naar aanleiding van hem door de bode gebrachte missiven in 1555 en 1564
uitdrukt. Zijn huis aldaar zal de latere Lennepenkamer zijn geweest. Blijkens een stuk uit 1558 was hij belender van de Wynselingh, die in een verklaring uit 1664 genoemd wordt als belending van weerden, waarvan Jan Canis in 1614 eigenaar was en die verder begrensd werden door de Waal, “die berth” en de bandijk258. Wat hij en zijn vrouw op 19 maart 1563 verkochten staat er in Oorkondeboek 208 helaas niet bij. Tevoren op 18 september 1562 had hij van zijn halfzuster Alierora van Lynden een huis en tuin in de Holtsstraat overgenomen, vermoedelijk hetzelfde waar zijn weduwe in 1588 en 1589 woont als hij in proces ligt tegen Hans Verbolt. Zoals reeds bij zijn broeder vermeld, nam hij 6 juli 1562 van zijn halfbroeder Otto van Lynden diens rechten over op de Galens en Andelstweerden, tussen Waal en
Kreyenwerdt resp. Frystenweerdt en Hexsenberg, blijkbaar afkomstig uit hun moeders erfenis 259. Bij zijn kinderen komt later de Galens hofstede te Overasselt ter sprake, dat aan de Maas ligt en dus weer ander bezit betreft. Ook in het Overbetuwse Oosterhout waren zijn moeder en hij gegoed. In december 1565 werd hij aangesproken door kerkmeesters en geërfden aldaar wegens een door hem aangelegd hoofd. Hij repliceerde, dat ook zijn moeder op 31 november 1553 in die zaak al was gedagvaard en verzocht remissie naar ’s Konings richter met referte
aan land-, dijk- en waterrecht.260 Zijn kinderen lieten op 26 oktober 1598 door een
gemachtigde het goed Ackhorst verkopen onder Dieren en Ellecom en in een acte van 4 maart 1578 werd Warner van Lennep genoemd als leenman Kon. Maj, zonder dat zulks sporen heeft nagelaten in de Gelderse leenactenboeken.
Laatst gewijzigd:
30 augustus 2023
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-77976
Gekopieerd!