Stamboom van Hagenbeek

Jor.Jurriaen van Lennep tot Biljoen

Jor.Jurriaen (Jorrien; Georg) van Lennep tot Biljoen
Vader: Werner van Lennep tot de Werve
Moeder: Cunera van Lennep
  • Geboren: in 1630 [[https://gw.geneanet.org/heijnw?lang=nl&iz=737&p=jurriaen&n=van+lennep]]
  • Gedoopt: [[https://gw.geneanet.org/bergmanst?lang=nl&p=jurrien&n=van+lennep+tot+biljoen]]
  • Heer van Biljoen

Hij komt het eerst voor in een brief d.d. 11 februari 1630 in de processtukken tussen zijn ouders en zijn oom Carel. Zijn vader kreeg voor hem – toen al George van Lennep genoemd – admissie door het domkapittel van de vicarie der HH Bartholomeus en Andreas in die kerk.
In 1647 had hij het ongeluk manslag te begaan aan zekere Herman Becker uit Nederasselt. Diens broeder Henrick (erfgenaam voor de helft) machtigde op 7 oktober van dat jaar Balthasar van Ghous “om over den manslag bij van Lennep sone op Billioen ... met den voorn. Lenneps vader en moeder van sijnentwege te soenen”303. Zijn moeder koopt vervolgens voor ƒ 6000 een kornetschap voor hem in de compagnie van de heer van Rummen ter repartitie van Groningen. Als zodanig lag hij eerst in garnizoen te Herpen, waar hij in huis kwam bij jonkheer Willem van Hoengen gen. Wassenbergh (wiens vader Adolf in het Kleefse woonde) en diens vrouw Anna Vaeck, een lid van het bekende Betuwse geslacht304. Er was ook een dochter Wilhelmina, die hij op trouwbeloften zover wist te krijgen dat zij twee
kinderen baarde: Johanna en Adolf, resp. geboren te Herpen op 10 juli 1648 en “aenderen daechs nae nieuwe Jaersdach 1650). Hij loste zijn trouwbeloften echter niet in (tot zijn verweer in de latere processen behoorde de opmerking dat het gezin woonde in een huis met gaten in het dak, hoewel er veel roggeakkers bij waren) en de misleide en onteerde verloofde wendde zich in arren moede tot de Raad van Staten die hem op 12 november 1650 veroordeelde tot betaling van ƒ 150 voor de eerste kraam en fƒ160 ‘sjaars voor het onderhoud.
Zij stelde bovendien een huwelijksdwang te hebben verkregen, dat onwerkzaam bleef, omdat Jurrien zijn kornetschap prompt verkocht en ‘’t geld daarvan verteerde. Nieuwe processen volgden nog voor het gericht van Veluwenzoom (Brummen) en het Hof, met sententies d.d. 9 november 1652 en 17 juli 1654, waarvan –hoezeer zij telkenmale ook zegevierde- het de vraag is of de ongelukkige er veel wijzer van werd, gezien ’s mans voortdurend sabotage.
Ondertussen had hij nog een paard met tuig staan in de herberg den Gulden Arendt van Jacob van Dam te Arnhem, dat de herbergier op 23 januari 1653 in beslag neemt “ter cause vant gewelt, dat hij den 4de desen bij nacht tijdt ten huyse van de voorn. Jacob van Dam bedreven heeft”. Zijn moeder weigerde de dagvaarding aan te nemen en zeide, dat hij niet te Grave was.

Daar hij ook al een kwart jaar niet in zijn toenmalige logement bij de weduwe van Aert van Buyren te Ravestein was geweest, werd de weert in een pulpitis op zijn kamer gelegd. De zaak diende op 22 februari, waarbij bleek, dat hij Jacob van Dam met een mes in zijn gezicht zou hebben gesneden en verwond, nadat het alsmaar door etende paard op 1 maart voor 112 rijksdaalders was verkocht. Op 5 mei volgde eindelijk Jurriens verweer, waarbij hij stelde, dat hij laat gearriveerd zijnde naar bed was gegaan en dat de weerd vervolgens was binnengekomen en zij nog twee kan wijn hadden gedronken. Natuurlijk kwam daar ruzie uit voort, de weerd wilde een vrouwspersoon, dat ook in de kamer was, daaruit hebben en volgens Lennep had de weerd nog eerder dan hij zijn mes getrokken. De zaak eindigde met
het vonnis van de Arnhemse lage bank d.d. 7 juli 1653 houdende veroordeling van Jurrien tot betaling van 100 daalders en het meesterloon ad ƒ 36, alsmede de kosten der procedure. Na zijn ontslag uit de militaire dienst was hij ambtsjonker van Rheden geworden, als hoedanig hij in 1654 wordt vermeld 306 en op 8 november 1655 werd hij lid van de Veluwse ridderschap, maar al eerder was hij gehuwd met zijn stiefzusje Catharina van Broeckhuyzen, dochter van Willem tot Barlham en Anna van Ewijck. Tezamen verkochten zij op 13 mei 1653 een obligatie. Zij overleed echter al in 1655 een dochter Cunera nalatende.

Relaties:

Gehuwd met Catharina van Broechuisen (1630-1655) Gehuwd met Catharina Elisabeth de Cupere van Bergambacht (▯1730)
  • Huwelijk: op 3 maart 1653 (1657) te Utrecht (Catharijnekerk)
Gehuwd met Catharina Broeckhuyzen (†1655)

Bronnen:

1. Algemeen Nederlandsch Familieblad blz/akte Jaargang 1888, pag. 276, scan 3391883

Laatst gewijzigd: 11 maart 2025
link: https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-7616 
Kopieer permalink
Gekopieerd!
...rapport wordt opgesteld... een ogenblik...

...rapport wordt opgesteld... een ogenblik...

Database: GensDataPro 3.1