Jan Adriaansz. Leeghwater werd op het dorp De Rijp geboren in 1575. Zijn vader was daar timmerman en molenmaker. De familie behoorde tot de Doopsgezinden en hij nam later den bijnaam naar het werk, dat hij verrichtte als familienaam aan. In zijn tijd hadden veel droogmakerijen en indijkingen plaats, binnen en buitenslands, zoodat zijn werkzaamheid zich niet bepaalde tot de uitmaling van De Beemster, Purmer, Bijlmer, Waard, Schermer, het leiden van het water bij de insluiting van Den Bosch in 1629 en andere werken hier te lande, maar hij werd ook elders geraadpleegd tot in Engeland en het zuiden van Frankrijk, gelijk hij opgeeft in zijn Cronijke, of aantoont in het Reisboek. Bovendien was hij ook werktuigkundige, die uur- en speelweken voor torens vervaardigde, en een der veelzijdige beoefenaars van zogenaamde verborgen kunsten uit dien tijd van ontdekkingen en uitvindingen. Toen hij 6 September 1643 te Amsterdam voor de tweede maal trouwde, was hij ‘Uyrwerckmaker’ en woonde bij de Noorderkerk. Uit zijn kroniekje blijkt, dat hij na Augustus 1649 overleden is. Echter is hij niet te Amsterdam begraven, zoodat de opgave wel juist is, dat hij naar De Rijp terugkeerde en daar begraven werd. Hij beleefde echter den brand van Januari 1654 niet, die alle kerkregisters aldaar vernielde en alle nasporingen doet ophouden aangaande den merkwaardigen man, van wien men nu ontdekt heeft, dat hij langer geleefd heeft, dan vermoed werd, en dat hij zelf de Man van de Rijp is, van wien hij op bladzijde 32 der Chronijke spreekt, wien op 72-jarigen leeftijd uit zijn tweeden echt een kind geboren werd, ‘doe was dat kint 72 jaren jonger dan de vader en de Man sijn outste dochter was vijftichste half jaar ouder als het kint.’
In 1641 en het volgende jaar deed hij plaatselijk onderzoek naar het grondverlies door het Haarlemmermeer sinds menschengeheugenis veroorzaakt, om de noodzakelijkheid der droogmaking aan te toonen; aan deze uiteenzetting voegde hij een volkomen plan toe van het heele werk, voltooide zijn ontwerp in 1643 en gaf het uit als: Haarlemmermeer-boeck, of beschrijving hoe men de Haarlemmermeer en Leytse Meer bedijcken en droog maken sal, enzovoort.; de 14e uitgave, die van Mr. J.W.C. v. Hasselt, zie bladzijde. 236, verscheen te Amsterdam 1838. In het laatst van zijn leven bracht Leeghwater bijeen, wat na zijn dood uit kwam, met inlassching van het verhaal van den brand in 1654, en door hem was afgesloten in 1649, getiteld: Een kleyne Chronijke van Graft en De Rijp, en van meer notabele oude stukken en gebeurtenissen, Amsterdam1654, Zaandam 1688, Amsterdam 1736 en '64, het laatst, eenigszins gewijzigd, uitgegeven door den heer J.H. van Lennep in ‘Jan Davids Boekenkraam’. Over dit boek en het daarna behandelde onderwerp zijn een aantal stukken geschreven in De Nederlandsche Mercurius, waarvan het laatste voorkomt in het nummer van Augustus 1791. Het werkje, dat veelal met het Haarlemmermeerboek vereenigd voorkomt, bevat zijne autobiographie en is misschien ook de bron, zoo niet de tekst, van het ‘Kleyn Cronijkjen ofte eenige notabele verhalingen’, gedrukt achter Van Oudenhoven's Haarlems wieg, in de editie van 1688 en later, terwijl Leeghwater's mededeelingen den grond kunnen gelegd hebben tot de oorspronkelijke uitgave van het ‘Reisboek door de Vereenigde Nederlandsche Provinciën, 2e druk Amsterdam 1689, 3e druk aldaar 1700.
Jan Adriaensz Leeghwater
Hij leefde van 1575 tot en met 1650 Geboren in de Rijp in een jaar dat er nog volop oorlog was met de Spanjaarden, ook werd het land geteisterd door velen stormen en overstromingen. Er is zoveel te verhalen over zo'n veelzijdig iemand als Jan Adriaensz.
Karakterschets:
Waterbouwkundig, Bouwmeester, Uurwerkmaker, Uitvinder, Timmerman, Fantast, Schrijver, Molenmaker, Tekenaar, Landmeter, Politiek waarnemer, Reiziger, Stuntman, Vernufteling, Huisvader, Dichter of Idealist.
Zijn vader en moeder waren zeer gewone mensen in een klein huisje op het Eilandje. Vader Adriaen Symonsz. hielt het gezin in leven met wat timmerwerk aan de weinige huisjes en de gammele vissersscheepjes.
Toch moet het een kundige man geweest zijn, gezien de latere opdracht voor het bouwen van de houtensluis op de dam in de Rijp. Deze opdracht kreeg hij in 1594 op de plaats waar de dam was opgeworpen in de waterverbinding tussen de oude Beemster en het Schermereiland. In 1625 is deze vervangen voor een stenensluis of deze ook door Jan Adriaensz ontworpen is, vermeld de historie niet duidelijk. Het is in ieder geval goed gedaan want hij bestaat nog steeds in nagenoeg zijn oorspronkelijke staat. Volgens niet bevestigde documenten zou Jan Adriaensz. het jongste kind zijn van de zes kinderen van Adriaen Symonsz. Hij was de laatste die het huis zou verlaten. Hij zou het vak hebben geleerd van zijn vader, maar hij wou meer. Hij zag de armoede om hem heen en de eeuwige strijd tegen het water. Vooral in Schermerhorn was het bittere armoede. Daar moet het ook geweest zijn dat hij verliefd werd op Aaltje Willemsdochter, die hij opving in zijn stevige armen toen ze van de praalwagen viel op het Pinksterbloem Feest.
Een schoorsteen werd gemetseld in het oude huisje op het Westend. Voor het eerst in die streek een schoorsteen op het dak, daar kon niets goed van komen. Als het rookt zet je het raam open of de deur, zo'n stenen ding op het dak was maar niks.
Er stonden omstreeks 1529 niet meer als 40 huisjes in de Rijp er was zelfs geen kerk een houten kapel was alles. Griet Maartensdochter van De Rijp was een van die kerkgangers. Ze zal zich niet bewust geweest dat haar kleinzoon later nog zoveel welvaart en bekendheid zou brengen.
In het zelfde boekwerkje "Een Kleyne CHRONYCKE" (waar hij zijn naam geschreven heeft als volgt LEEG-WATER, daar later meer over) doet hij via een raadsel een spaarsaam verhaal over zijn familie.
"Een zekere man van De Rijp, die mij wel bekend is, J.A.L.W. trouwde zijn laatste vrouw (een vrijster van tweeënveertig jaren) toen hij 68 jaar oud was. En toen die man en vrouw drie of vier jaar bij elkaar geslapen hadden, baarde die vrouw een zoontje. Het kind was toen 72 jaar jonger dan de vader. Die man zijn oudste dochter was 51 jaar ouder dan zijn jongste kind". De oplossing van dit raadsel is dat hij in 1595 trouwde en het jaar daarop een dochter kreeg. Zijn echtgenote moet uit het dorp Schermer gekomen zijn ook al waren deze rauw van zeden en manieren. Na de dood van zijn eerste vrouw uit schermer trouwt hij voor de tweede maal. Zij heet Aeltje Willemsd, afkomstig uit Wormerveer.
Eerst nog het droog maken van de Beemster, veel is hier van bewaard gebleven. Hoe het contact ontstaan is tussen Jan Adriaenz en Dirck van Oss als we de romantische kant er bij halen zo het als volgt gegaan kunnen hebben.
Samen op de dijk van de Rijp naar Schermerhorn kijken Jan Adriaenz en Aaltje Willemsdr naar het grote water, De Beemster. Aaltje verteld dat ze in dienst betrekking gaat bij een zeer voornaam heerschap in Amsterdam, Eene Dirck van Oss, het schermer eiland ontvluchtend als vissers dochter. Zij heeft haar twee broers al verloren in de strijd met het water en geen moeder meer. Zij spreekt wat verbitterd over haar geboorte streek. Jan schrikt van deze toon maar heeft de zelfde herkenbare onrustige gevoelens. Hij vraagt haar of hij haar dan nog weleens terug zal zien. Ik kom hier niet meer terug voor dat het water weg is, maar meen je dat echt? Ja hoor als je me wilt zien kom je maar naar Amsterdam. Het hoeft niet zo geweest te zijn. Iets moet er wel geweest zijn dat bij vele mensen leefde en die niet berusten in de huidige situatie zo rond het jaar 1600.
Het contact tussen Jan Adriaensz en Dirck van Oss is een vaststaand feit.
Zoo waagde hij reeds in 1595 met enige andere heren met name Jacob Valk, Christ. Roeltius, Balt. Moucheron, Jan Janz, Carel enz. een ondernemingsvaart naar Oost Indiën, welke echter mislukte.
In 1602 werd de Oost Indische Compagnie opgericht waar Dirck van Oss een aanzienlijk en vermogend deelhebber was.
In 1607 waren de eerste gesprekken tussen deze vermogende heren over het droog maken van de Beemster, iemand moet de belangstelling gewekt hebben bij deze Dirck van Oss. Gemakshalve nemen we aan dat dit Jan Adriaesz geweest is. Wel bekend is dat hij de Beemster al in kaart gebracht had en menig uurtje had besteed om de mogelijkheid aan te tonen dat het technisch gezien uitvoerbaar was om het water uit de Beemster te halen en dat de grond gesteldheid beter was als in de Zijper polder.
In het historisch document staat het volgende over het tot stand komen van het octrooi voor het droog maken van de Beemster. "Ten gevolge waarvan deze zaak, na voorafgaand onderzoek en kennisneming door enige bevoegde personen van Amsterdam, reeds zoo ver is gebracht, dat op den 14 den April 1607 alhier inden Haag opgericht is een gezelschap van verscheidene personen, die tezamen zijn geaccordeerd om vooreerst van de Ed. Heeren Staten te verzoeken Octrooi, ten einde de Beemster in het geheel of ten dele te mogen bedijken, en daarna met ter tijd daartoe voor te bereiden, dat de Meer geheel zou kunnen drooggemaakt worden."
In het historisch document valt te herleiden dat men al wat gronden (rechten) had overgenomen met name die van Huize Arendberg, die door de Ed. Lambert Wijngaarts van Vollenhoven als een zekere gift aan hem gedaan door Margrieta, Gravin van Arendberg op den 4den Februari 1599, dit scheen zeer discutabel te zijn. Tenslotte in het dat zelfde document. "Belovende voorts in het bijzonder niets te zullen doen of besluiten; belovende, hetgeen de gemeene zaak aangaat in het algemeen en onderling profijt, alles te zullen helpen, handelen en bekostigen en met goed advies en raad bevorderen. Dit te oorkonde hebben wij; hetgeen hier voren is genoemd op den 14den April 1607 in den Haag te zamen geaccordeerd en geresolveerd, en goed gevonden hetzelve met onze gewone signature te onderteekenen.""
Relaties:
Relatie met onbenoemde persoon
Laatst gewijzigd:
7 november 2022
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-57130
Gekopieerd!