Stamboom van Hagenbeek

Arnold van Looz

Arnold (Arnold II; Arnulf) van Looz (van Rode, von Looz)
Vader: Emmo III van Loon
Moeder: Swanhilde van Holland
  • Geboren: op 2 september 1062 [[https://nl.wikipedia.org/wiki/Graaf_(titel)]] te Sint-Oedenrode [[https://www.nicovandinther.nl/kwartierstaten/Parenteel-van-Herman-van-Heusden.pdf]]
  • Gedoopt: [[PID: 13001423]] [[https://gw.geneanet.org/thvdbogaard1?lang=nl&pz=deniz&nz=van+den+bogaard&p=arnold+i&n=van+rode]] [[Herman van Gronsveld en Maasgau was de naam die oorspronkelijk gevonden is.]] [[https://fr.wikipedia.org/wiki/Arnoul_Ier_de_Looz]] [[https://www.genealogieonline.nl/en/stamboom-van-osch/I21599.php]]
  • Graaf van Loon 1079-1088 (vermeld 1095...1119) (comte d'Hesbaye, seigneur de Horn, Stevoort et Corswarem) (Heer van Gruelsveld, Graaf van de Neder-Maasgau)
  • Graaf van Looz in 1084
  • Sire de Hornes et de Steinvort
  • Overleden: op 19 maart 1121 [[https://gw.geneanet.org/hanro?lang=nl&pz=loic+robert+jean+marie&nz=hannaert&p=arnoul+1er+arnaud&n=de+looz]] (58 jaar oud) te Sint-Oedenrode [[https://gw.geneanet.org/hanro?lang=nl&pz=loic+robert+jean+marie&nz=hannaert&p=arnoul+1er+arnaud&n=de+looz]]
  • Begraven: [[https://gw.geneanet.org/louisdb65?n=de+block&oc=&p=pierre+martin+emmanuel&type=fiche]]

Arnold III, ca. 1079 Graf v.Looz, 1107 Burggraf v.Mainz und Graf v.Rieneck Graaf van Loon 1096-1138, graaf van Rieneck 1115, prefect van Mainz 1108-1138
Vermeld 1079-1125. In zijn laatste levensfase tot en met [vóór 23 mei] 1125 moet de prominent genoemde graaf Arnold van Loon, Arnold senior zijn. De vanaf september 1126 bescheiden genoemde graaf Arnold van Loon zal dan Arnold junior zijn. Uit de bespiegelingen van Verdonk is duidelijk dat de graaf van Loon die in verschillende oorkonden van 23 september 1126 tot 11 april 1138 tekent, in ieder geval één persoon geweest, en mag hij worden aangemerkt als Arnold II. Van laatstgenoemde mag aangenomen worden dat hij op 11 april 1139 is overleden. Graaf Arnold I van Loon zal zijn overleden tussen 23 mei 1125 en 23 september 1126.
Bron: Henk Verdonk, Graaf Arnold van Loon (eind 11de eeuw-begin 12de eeuw): Was er één of waren er twee?, in: "Tesi samanunga vvas edele unde scona. Liber Amicorum Theo Coun", Hasselt 2005, blz.73-81
vermeld 1083, 1086 en 1103

Arnold volgde zijn vader Emmo van Loon op in 1079 of eerder. In 1086 werd hij ook voogd van de Sint-Pieter te Luik. In 1088 bemiddelde Arnold in een conflict over de opvolging van zijn oom Otto II van het graafschap Duras als abt van abdij van Sint-Truiden. Hij hielp de Luikse prins-bisschop Hendrik I van Verdun om diens kandidaat aan de macht te brengen. Hiervoor kreeg hij in 1094 de functie van voogd van Sint-Truiden, voor de bezittingen in het bisdom Metz - ondanks fel verzet van Hendrik I van Limburg. Omstreeks 1115 erfde hij van zijn schoonvader de functie van burggraaf van Mainz. Hij werd ook voogd van het stift St.-Peter & Alexander te Aschaffenburg. In 1119 steunde Arnold de kandidatuur van Frederik van Namen voor de functie van bisschop van Luik, die inderdaad werd gekozen.

Arnoul Ier de Looz, (1060 - 1135 ??? ), fut comte de Looz vers 1078, comte d'Hesbaye, seigneur de Horn, Stevoort et Corswarem. Il était fils aîné d'Emmon, comte de Looz, et d'Ermingarde de Horn, fille de Conrad de Horn et de sa femme Mathilde de Juliers1.

Il dote en 1078 l'église collégiale de Huy, ainsi que celle de Saint-Jean à Liège. En 1086, il devient avoué de l'abbaye Saint-Pierre de Liège.

En 1088, il intervient sur la demande de l'évêque de Liège Henri Ier de Verdun pour mettre fin aux désordres la riche abbaye de Saint-Trond. En effet, à la mort de l'ancien abbé, le moine Lantzon avait été nommé abbé par les évêques de Liège et Metz alors que le moine Lupon avait été nommé par l'empereur. En récompense, Arnoul reçut en 1094 la part de l'abbaye que possédait l'évêché de Metz, mais dut la défendre contre Henri Ier, duc de Basse-Lotharingie, comte de Limbourg et d'Arlon.

Il est également fait mention de lui dans les lettres de fondation de l'abbaye de Flône de l'an 1092.
Arnoul épousa Aleijde (Alix) de Diest, soeur d'Arnold de Diest.
Ils eurent:
Gérard (+ap. 1103), comte de Looz cité en 1101,
Arnoul II, comte de Looz,
Jean, auteur des comtes et ducs de Looz-Corswarem; il a la seigneurie de Corswarem en apanage, et est marié à Sophie de Steyn,
Philippe,
Albert,
René,
Henri, qui a la seigneurie de Steevort,
Thierry Ier, seigneur de Horn; il fonde la troisième branche de la maison de Looz, qui est celle des comtes et princes de Horn.
Het Graafschap Rode is een voormalig graafschap waarvan Sint-Oedenrode de zetel was. Het graafschap kwam qua grondgebied ruwweg overeen met het latere Kwartier van Peelland, wat één der kwartieren van de Meierij van ‘s-Hertogenbosch was en waarvan Sint-Oedenrode oorspronkelijk eveneens de hoofdstad was.
Aan de hand van het werkingsgebied van de in 1546 opgetekende costuijmen van Rode kan men stellen dat de plaatsen: Sint-Oedenrode, Liempde, Son en Breugel, Veghel en Erp, Schijndel, Stiphout, Lieshout, Aarle-Rixtel, Beek en Donk, Bakel,Deurne, Lierop, Tongelre, Nuenen, Gerwen en Nederwetten tot het Graafschap Rode hebben behoord. De zuidelijke delen van het Kwartier van Peelland hebben dus geen deel uitgemaakt van het Graafschap Rode. Het Roois recht werd wel aangeduid met: Jure Rodensi beate Ode.

Het Graafschap Rode, geen graafschap in de eigenlijke zin maar eerder een landstreek, voortkomend uit een allodium, wordt vermeld in de Annalen van Egmond (1172-1215) en in het oudste leenregister van Brabant uit 1312.

Er is een vroege burcht in Sint-Oedenrode geweest. Omstreeks 1250 werd gesproken van Rodensis ecclesiae oppidulum, een kleine sterkte bij de (Sint-Oda)kerk. In 1311 gaf Jan II van Brabant een huis dat staat te Rode aan de Sint-Odakerk in leen uit. In 1401 mocht de leenman dit huis afbreken en een nieuw huis bouwen. De huidige kastelen in Sint-Oedenrode houden geen rechtstreeks verband met deze burcht. Kasteel Henckeshage gaat terug tot de 14e eeuw en Kasteel Dommelrode is van latere datum.

Aanvankelijk viel Rode onder de invloedssfeer van de Graaf van Gelre. Toen de invloed van het Hertogdom Brabant in de streek was toegenomen, verkocht de Graaf van Gelre het Graafschap Rode in de 13e eeuw aan de Hertog van Brabant. In 1206 werd namelijk een huwelijkscontract gesloten tussen Hendrik I van Brabant en Otto I van Gelre, waarbij hun kinderen,Gerard III van Gelre en Margaretha van Brabant zouden trouwen en Margaretha daarbij het allodium van Rothe als huwelijksgeschenk zou krijgen. Uiteindelijk doet Gerard III in 1229 afstand van Roda in ruil voor 2000 marken.

In 1232 kreeg Sint-Oedenrode vrijheidsrechten. Ook kwam er een schepenbank, waarvan in 1311 wordt gesproken. Vanaf 1350 zou het Roois recht geleidelijk in Brabants recht omgezet worden.

De heren van Rode zijn te traceren vanaf omstreeks 1060.
De stamvader van de heren van Rode was een Arnold I van Rode. Hij leefde aan het eind van de 11e en het begin van de 12e eeuw. De afkomst van Arnold I van Rode is duister, maar hij zal ongetwijfeld een jongere zoon, of een telg uit een zijtak, van een hoogadellijk geslacht - een nobilis vir - zijn geweest. Hij en zijn gelijknamige zoon waren in hun huwelijken onder andere verwant aan de familie Van Cuijk die konden bogen op een Karolingische afstamming. Arnolds kleindochter was een potentiële huwelijkskandidaat voor een broer van de graaf van Holland. Dat zijn allemaal indicaties voor de hoge status van de familie. De juiste afkomst blijft tot op heden echter nog voor ons verhuld. Wellicht komt hiervoor het geslacht van de graven van Loon of de daarvan afstammende graven van Duras in aanmerking. Nader onderzoek zal dit wellicht nog aannemelijk kunnen maken. De hiernavolgende tussen (haakjes) geplaatste gegevens zijn enerzijds hypothetisch, maar anderzijds gebaseerd op beargumenteerde conclusies, en/of voorzichtige benaderingen van onbevestigde veronderstellingen uit de historische literatuur.

Hij woonde op zijn burcht in Sint-Oedenrode. Uitgaande van circa 1090 als huwelijksjaar en een volwassenheidsleeftijd van 25 jaar kom je op circa 1065 als geboortejaar. In 1116 zien we hem voor het laatst als één van de getuigen optreden in een oorkonde van de proost en het kapittel van Sint-Lambert te Luik. In de eerstvolgende vermelding van een Van Rode in een Utrechtse oorkonde van 1121 zien we meteen twee gebroeders Arnold II en Gijsbert I. Daaruit valt te concluderen dat de zonen in de voetstappen zijn getreden van hun overleden vader. Arnold en zijn zonen Arnold II en Gijsbert zien we in een ongedateerde oorkonde van 1106/1107 getuigen in een schenking van een vrouwe Guda, weduwe van Tiebald, heer van Voeren en Valkenburg. Was alleen Arnold I getuige geweest dan zouden we voor hem een verwantschap met vrouwe Guda of haar overleden man hebben kunnen veronderstellen. Aangezien zijn beide oudste zonen bij deze schenking aanwezig waren, zullen zij de feitelijke bloedverwanten en hun vader Arnold I een aanverwant zijn geweest. Het 2e huwelijk van Arnold I moet dateren uit of kort voor10 augustus 1096. In dat jaar waren Hendrik van Cuijk en Arnold I van Rode getuigen de verwanten in Maastricht bij een bevestiging door Ida van Lotharingen, de weduwe van graaf Eustachius II van Boulogne, en haar zoon, de bekende kruisvaarder Godfried van Bouillon, hertog van Neder-Lotharingen, van hun schenkingen aan de abdij van Affligem. In 1096 stond de eerste kruistocht voor de deur en om deze te kunnen bekostigen, gingen vele edelen over tot verkoop van goederen en rechten. Tal van edelen waren als familieleden getuige bij deze bevestiging, omdat hun toestemming nodig was voor vervreemding van onroerende familiegoederen (Coldeweij, J.A. (1981). De Heren van Kuyc 1096-1400, Bijdragen tot de Geschiedenis van het Zuiden van Nederland, deel L, Tilburg pag. 7-8). In de 13e eeuw zagen de grote politieke heren het gebied Rode als een graafschap dat in leen hing van de aartsbisschop van Keulen. Nu moet die claim van de aartsbisschop wel opgevat worden als een bepaalde pretentie die samenhangt met diens eigen positie. De aartsbisschop van Keulen fungeerde namelijk in vroeger tijden als de zaakwaarnemer van de (vaak afwezige) keizer; die invloedrijke positie is nadien echter sterk afgenomen. In de periode 1108-1125 had abt Rudolf van de abdij van Sint-Truiden, als opvolger van zijn voorganger (abt Diederik (1099-1107) al problemen inzake de tienden met Arnold I van Rode), reden zich over Arnold I van Rode te beklagen. Na een langdurig proces en diverse bezoeken aan het hof van de keizer trok hij uiteindelijk aan het langste eind. Arnold I van Rode was dus een keizerlijke functionaris want anders had abt Rudolf wel zijn beklag kunnen doen bij de aartsbisschop. Maar niet als graaf, want abt Rudolf zou dat in zijn memoires ongetwijfeld wel hebben vermeld. Uit de bewaardgebleven vermeldingen uit de periode 1096-1133 zien we de Van Rodes diverse malen als getuigen, nooit echter met de titel van graaf, maar wel deel uitmakend van degroep personen die we uit andere vermeldingen als graaf kennen. We mogen derhalve concluderen dat de Van Rodes oorspronkelijk niet de titel van graaf bezaten maar wel een status bezaten gelijk aan de graven en andere hooggeboren heren. De heren van Rode waren oorspronkelijk gewoon keizerlijk leenman en hebben later de titel en functie van graaf weten te verwerven. Bij het latere graafschap Rode hoorde de voogdij over de Peellandse goederen van de abdij Echternach. Als de aartsbisschop van Keulen tussen 1100 en 1110 reageert op een klacht van de abt van Echternach inzake de willekeur van de plaatselijke voogden in de bezittingen van de abdij te Waalre, Deurne (Peelland) en Diessen dan ontbreekt in de uitspraak enige verwijzing naar ArnoldI van Rode. Wel is sprake van een graaf Hendrik die dan de bisschoppelijke voogd is over Texandrië (Camps, H.P.H. (1979). Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312, I De Meierij van 's-Hertogenbosch (met de Heerlijkheid Gemert), 2 banden, 's-Gravenhage, nr. 34). Daaruit valt te concluderen dat de Van Rodes pas later de (opper-) voogdij hebben verworven. Deze graaf Hendrik wordt verondersteld een Hendrik, graaf van Kessel te zijn (Bijsterveld, Arnoud-Jan (1996). Dusela villa Taxandrie. Een drietal onopgemerkte oorkonden betreffende Duizel uit de elfde en de dertiende eeuw, in: Noordbrabants Historisch Jaarboek, p. 164). Omdat in 1229 sprake is dat naast het graafschap van de Kempen (Rode),ook de voogdij van de Peel (Echternach) in leen gehouden werd van de aartsbisschop van Keulen (Camps, nr. 148), is het goed mogelijk dat dit een gecombineerd leen was dat de graaf van Gelre verworven heeft van de vroegere graaf van Rode. Vanuit die invalshoek gezien is het denkbaar dat de Van Rodes door koop van of middels huwelijk met een dochter of nazaat van genoemde graaf Hendrik (van Kessel) deze voogdij verworven hebben. Over de familie van de heren van Rode kunnen we kort zijn. Er is weinig over bewaard gebleven en datgene wat we weten, geeft ruimte voor verschillende interpretaties. Men moet echter bedenken dat we met het geslacht van Rode niet te doen hebben met een geslacht dat slechts lokale of regionale betekenis heeft. Het behoorde rond 1100/1125 tot de hogere adel die bovenregionaal gegoed was. De Van Rodes waren daarin overigens geen uitzondering. Hun buren, de heren van Boxtel, waren tevens heer van de Duitse Randerode. Baanderheren, boeren & burgers. Een overzicht van de geschiedenis van Boxtel, Liempde en Gemonde, Boxtel, pag. 21-27) en het geslacht van de heren van Millen (Duits/Limburgs grensgebied) was gegoed in Lieshout, Heeze, Leende en Zesgehuchten, Sterksel, Mierlo en Geldrop (Vogels, Hans (1998): De oudste Heren van Heeze, Leende en Zesgehuchten, Sterksel, Mierlo en Geldrop (1100-1300). Een genealogische reconstructie (1-3), in: Heemkronyk, 37e jaargang nr.1-3; Vogels, Hans (1999). 'Mierlo, Zijn oudste heren en hun familie (c.1100-1335) een genealogische en historische reconstructie', in: d'n Myerlese Koerier 13e jaargang nr. 2 (themanummer), Mierlo). De heren van Breda hadden huwelijksverbindingen met Laroche, Beveren, Cuijk, Bethune en Berthout (Boeren, P.C. (1965). De heren van Breda en Schoten ca. 1100-1281, Leiden, stamreeks pag. 225-230), terwijl de Van Cuijks gelieerd waren met families zoals Namen, Hochstaden, Arnsberg, Rhenen, Merum, en Nassau (Coldeweij, J.A. (1981). De Heren van Kuyc 1096-1400, Bijdragen tot de Geschiedenis van het Zuiden van Nederland, deel L, Tilburg, genealogie pag. 226-236), om er maar een paar te noemen. In die zin is het ook niet verwonderlijk dat we de oudste generaties Van Rode aantreffen als leenman en getuige voor de keizer en de bisschoppen van Luik en Utrecht.

Relaties:

Gehuwd met Heilwig van Cuijk van Malsen (±1076-<1130) Gehuwd met Helwiva van Walbeck (1065-1133) Gehuwd met Agnes van Rieneck van Mainz (1065-1140) Gehuwd met Aleyde van Diest

Dossier:


Laatst gewijzigd: 15 juli 2025
link: https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-5693 
Kopieer permalink
Gekopieerd!
...rapport wordt opgesteld... een ogenblik...

...rapport wordt opgesteld... een ogenblik...

Database: GensDataPro 3.1