Vader:
Jan Melsz van Driel
Moeder:
Pietertje Kermis
- Geboren: op 29 december 1305 te Ridderkerk
- Gedoopt: [[https://gw.geneanet.org/gdujardin?n=van+driel&oc=&p=jan+jansz]]
- Overleden: op 14 april 1385 (79 jaar oud) te Zwijndrechtse Waard
vermeld 1382 in de domeinrekening van Zuid-Holland wegens een levering aan de stad Dordrecht. Woonde vermoedelijk in de Zwijndrechtse Waard.Jan (Johan) de jonge van DRIEL, geb. ca. 1325, levert waarsch. rijshout aan de stad Dordrecht (1382), koper korentiende in het land van Zwijndrecht, in "Aper ende Jans van Leyden ghemeijn Volgherlant" (1385); in de domeinrekeningen van Zuid-Holland nadrukkelijk jonge Jan (Jansz) van Driel genoemd (1383-1385) hetgeen zou kunnen betekenen dat de vader van deze jonge Jan Jansz. een zelfde patroniem heeft gehad, nl. oude Jan Jansz van Driel. , overl. Zwijndrechtse Waard 1382/1385, tr. 2e Margriete Meeuwsdr. Meeus, overl. na 1407, waarsch. dr. van Meeus Meeusz., schepen van Dordrecht (1369), zij tr. 2e Jan (Willemsz.) van Beveren, tr. 1e ?. /// Jan van Driel zou identiek kunnen zijn met Johan van Driel, die in 1384 was toegewezen als voogd aan Beatrijs van der Dussen, vrouwe van Ammerzoden, in de Bommelerwaard: "Johan van Drile hoeren gekoeren momber, die hoer mit ordeel en mit rechte gegevenward"; wellicht was dit dezelfde als Jan van Driel, poorter van Utrecht, wiens dode lichaam in 1394 in plechtige processie werd vervoerd naar zijn laatste rustplaats in de Sinte Marie aldr.; in het klepboek van Dordrecht is een veroordeling uit het jaar 1394 opgetekend, waarbij een zekere Aecht van Driel voor drie jaar verbannen werd; de reden voor de verbanning wordt niet verm. ; een lichter vergrijp was gepleegd door Margriete van Driel, die samen met drie andere vrouwen in 1412 werd beschuldigd "van quaed werck, van quaetsprecken ende onzedeliken leven"; zij werden veroordeeld tot het leveren van elk 1000 stenen voor de bouw van de kerk, een in die tijd niet ongebruikelijke boete, die ten goede kwam aan de gehele stedelijke gemeenschap; vermoedelijk behoorden zowel Aechte als Margriete tot de verwanten van Jan van Driel; het is niet uitgesloten dat een van beiden diens echtgenote of wed. was; in dat verband is een Dordtse akte uit het jaar 1407 interessant, waarin een boedelscheiding plaats vond tussen Jan (Willemsz.) van Beveren, als man van Margriete Meeus Meeuszdochter, en een zekere Heinken Jansz.; uit de akte blijkt dat Heinken Jansz. een zoon was van Margriete Meeus Meeuszdochter uit haar eerste huwel. met Jan Jansz.; het is niet ondenkbaar dat Margriete Meeus Meeusz. identiek was met de in 1412 veroordeelde Margriete van Driel; Heinken Jansz. zou in dat geval een halfbroer zijn van de andere kinderen uit het 1e huwel.; aangezien deze oudere broers van Driel niet in de boedelscheiding uit 1407 worden genoemd zullen zij in leder geval een andere moeder dan Margriete hebben gehad.
Diverse leden van het geslacht Van Driel worden vermeld als Landpoorter van Dordrecht, een status die voor de betreffende personen ongetwijfeld voordelen zal hebben gehad.
Mevrouw Bos-Rops zegt hierover in haar proefschrift over de inkomsten van de graven van Holland en Zeeland "hij (de landpoorter) viel onder de rechtsregels van een stad en profiteerde mee van van stedelijke privileges.
Dat hield in dat zijn juridische zaken werden behandeld door de stedelijke rechtbank, niet meer door de grafelijke Baljuw, en dat bijvoorbeeld de tolvrijdom die aan de stad was verbonden ook gold voor zijn goederen.
Aangezien diverse leden van het geslacht Van Driel actief waren als handelaar, was dit laatste aspect voor hem van groot (financieel ) belang
Een tak Van Driel verruilde de status van landpoorter voor die van gewoon poorter van Dordrecht en wist door verworven welvaart en wellicht door enkele goed huwelijken tot het Patriciaat van deze stad door te dringen,
Laatst gewijzigd:
2 september 2021
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-34857
Gekopieerd!