koopman (1627), boekverkoper en boekdrukker te Rotterdam (1622-1661) op 't Steiger by de Merckt (1634-1661), met als uithangbord "In De Zwarte Klock" (1634-1650) en "In De gekroonde Leeuw" (1650-1661) stadsdrukker te Rotterdam (1633-1652), en drukker van het Ed. Mog. Coll. der Admiraliteit op de Maze, belender, samen met meester Davit , schoolmeester, met het huis het "Swijnshooft" op het West-Nieuwland (1629), treedt op als medevoogd van de kinderen van Louris Lourisz (1640), woont op de Delfsevaert (1660), doopget. (1659, 1660)
Op 6-7-1627 bevestigt Pieter van Waesberge, coopman, schuldig te zijn aan Isaac Quesne een bedrag van 400 gulden wegens geleend geld.
Op 31-1-1630 verklaart Pieter van Waesberghen, 30 jr, op verzoek van Barent Arentsz, beiden Bouckvercooper te Leeuwaerden in Vrieslant (uit niets blijkt dat Pieter van Waesberghen ook bouckvercooper te Leeuwaerden was) dat hij, Pieter van Waesberghen in augustus 1628 aan Barent Arentsz enkele ongebonden boeken heeft verkocht voor 74 gulden. Hiervoor ontving hij een obligatie. Het bedrag is nog niet aan hem voldaan. Tevens verklaart Pieter van Waesberghen dat zijn zwager mr. Davidt van Hoogenhuysen met deze zaak niets uitstaande heeft.
Op 2-2-1630 verkoopt Pieter van Waesberghen, bouckvercooper, aan Cornelis Jansz Bosch, een huis en erve staande aan de zuidzijde van het Marckvelt, belend ten oosten Claes Matheeusz Verhoeven, ten westen Cornelis van Geel, waert in het Gouden Laecken, strekkende achter aan het erf van mr. Davidt van Hoogerhuysen.
Op 25-4-1630 bevestigen Pieter van Waesbergen en zijn vrouw Catharina La Via of Lavia of Delavia, schuldig te zijn aan mr. David van Hoogenhuyse een bedrag van 1.200 gulden en verbinden als zekerheid hun vordering groot 3.000 gulden op Franchois Cornelisz de La Via te Enckhuysen.
Op 30-6-1631 draagt Catrina Dupiere, weduwe van Jan van Waesbergen, alle uitstaande schulden in Brabant en Vlaenderen over, aan haar zoon Pieter van Waesbergen. Volgens machtiging gepasseerd voor Hendrick van Groynbergen, notaris d.d. 8 april verleden. Uitgezonderd is een aanspraak op Pieter van de Manacker.
Op 7-10-1631 machtigt Heynrick de Leeuw, capiteyn, Cornelis van Crimpen advocaat, om het beslag dat Pieter van Waesbergen, bouckvercooper, op zijn gage heeft gelegd, aan te vechten.
Op 2-9-1632 heeft Adriaen van Asperen, wijncoper, aan Pieter van Waesbergen, coopman alhier tegenwoordig verblijvend in Antwerpen bij Jan van Cnobbaert, boeckvercoper wonende bij de Jesuwytekerck, met schipper Swart Thijsz acht vaten Franse wijnen gezonden om deze voor hem, tegen door hem vastgestelde prijzen, te verkopen. Hij machtigt nu Philips Heemssen, cruydenier wonende te Antwerpen, om aan Van Waesbergen te verzoeken het geld en de eventueel onverkochte wijnen aan hem over te dragen, zonodig met behulp van justitie.
Op 15-2-1633 wordt verslag gedaan van een bijeenkomst op verzoek van Reynier van Percijn, raadsheer, in het huis van Adriaen Jansz Breetvelt, man van Annetgen Vrericxdr, waarbij ook aanwezig was Sara van Mistelen, vrouw van Percijn, bijgestaan door Pieter van Waesbergen. Zij meent nog geld tegoed te hebben van Annetgen Vrericxdr, maar haar man beweert dat de rekening geheel is voldaan.
Op 8-2-1634 bekent Pieter van Waesbergen, boeckvercoper van het Steyger, 800 gld schuldig te zijn aan Anthonis Huygen Keyser. Borg is zijn broer Abraham van Waesbergen.
Op 15-4-1634 dragen Jacob de Mars notaris alhier, mede namens zijn zwager Lodewijck Pijn, weduwnaar van Elysabet de Mars, alsook voor Grietgen de Mars zijn zuster, en procuratie hebbende van Lodewijck Pijn als voogd over Jan en Harmen de Mars zijn minderjarige broers, allen erfgenamen van hun ouders Jan de Mars en Cornelia Jacobsdr, over aan Pieter van Waesberghen, boekvercooper, een vordering van tachtig gulden op Jan van de Velde. De akte is opgemaakt in herberg het Swijnshoofd.
Op 9-6-1634 ontslaan Arent de Vries, Jan van de Berch, Boudewijn van Berendrecht en Pieter van Waesbergen, ieder voor 1/8 deel, Frans van Bonchelwaert en Pieter Berckenij, ieder voor 1/4 deel, reders van het schip "de Grooten Nachtegael", de laatste 2 reders van de borgtocht van 22000 gulden, die zij aangegaaan zijn ten behoeve van de admiraliteyt. Capiteyn op het schip is Robbrecht Baerthouts Post van Delft.
Op 19-6-1634 (de datum kan ook 9-6 zijn) sluiten Francoys van Bonckelwaert, Pieter Berckenij, ieder voor 1/4 deel, Arent de Vries, Jan van den Berch, Boudewijn van Berendrecht en Pieter Waesbergen, ieder voor 1/8 deel, reders ter vrije nering van het schip "de Grooten Nachtegael" een contract. Ieder zal zijn deel inbrengen en kan dit niet overdragen. Capiteyn op het schip is Robbrecht Baerthouts Post van Delft. Bouckelwaert wordt als boekhouder aangesteld.
Op 8-2-1635 bekent Pieter van Waesberge, koopman, ƒ 648,- schuldig te zijn aan zijn broer Abraham van Waesberge, die ook koopman is.
Op 26-2-1635 passeert een identieke akte.
Op 13-10-1635 heeft Abraham van Waesbergen, coopman, zich borg gesteld voor Pieter Waesbergen, zijn broer, die 800 gulden schuldig is aan Anthonis Huygen Keyser en komt nu met hem een betalingsregeling overeen. Borgstelling volgens akte gepasseerd voor Adriaen Kieboom, notaris d.d. 8-2-1634.
Op 2-6-1636 hebben Pieter van Waesberghen, bouckvercooper te Rotterdam, en zijn zwager Charles Lavia, taeffelhouder van de Banck van Leeninghe te Schiedam, een geschil omtrent de eigendom van de Bank van Leening. Na arbitrage belooft Lavia 1.150 gulden aan Van Waesbergen te betalen. De arbiters zijn: Jan van Aller, notaris en procureur, en mr. Davidt van Hoogenhuysen te Amsterdam.
Op 14-7-1636 Charles Lavya, taeffelhouder v.d. Bank van Leenninge te Schiedam, bekent met toestemming van zijn zwager Pieter van Waesberghen, bouckvercooper, schuldig te zijn de somma van 1.000 gulden aan Jan Jacobsz Ketelaer, sulversmit.
Op 21-6-1637 passeren de verkoopvoorwaarden van een huis en erf, vanouds genaamd Leckerkerk, door Abraham van Waesbergen verkocht aan Isaac van Waesbergen, zijn broer. De volgende personen worden genoemd: Pieter Ariensz Moyman te Zevenhuysen, Johannes van der Vucht in Waddincxveen, hun andere broer Pieter van Waesbergen en Adriaen Lievensz van Haemstede.
Op 29-7-1637 draagt Anthonis Verhaer, capiteyn, over aan Pieter van Waesbergen, bouckvercoper, een restcedulle ten laste van de admiraliteit verleden ten behoeve van Arent de Four of Defour van Nimmeghen en een ordenante ten behoeve van Anthonis Dircksz die gediend heeft bij capiteyn Heyndrick de Leeuw, eerste man van Verhaers vrouw. Deze tweede ordonnantie is getekend door de heer Wolterus, raet van de admiraliteyt en is ten laste van Johan van IJck, ontfanger-generael.
Op 21-7-1638 worden op verzoek van Pieter van Waesbergen, bouckvercooper, verklaringen afgelegd door Pieter van Ghelen, 53 jaar, schoolmeester. en Stheven Wielickx, bouckdrucker 50 jaar. Door attestanten zijn in 1638 bij de weduwe van Mathijs Sebasteansz boeken gedrukt voor Isaack van Waesberghen, bouckvercooper, die van de weduwe boeken kocht gemaakt door domine Episcopius, tegen zekere boekjes getiteld Arcanius Arminanismi. In aanwezigheid van Isaac en Sebastiaen Mathijsz de zoon van voorn. weduwe van Mathijs Sebasteaensz zijn de boeken geteld waarbij is gebleken dat te veel bladen zijn gedrukt.
Vermeldingen in ONA Leiden :
1638: Pieter van Waesbergen, Obligatie
Op 22-5-1639 verrekenen Abraham van Waesbergen en zijn broer Isaacq van Waesbergen wederzijdse schulden en vorderingen. Het betreft: een obligatie van 900 gld. t.b.v. Adriaen Lievens van Haemstede, de kosten van een huis en erf genaamd 'Leckerkerck' staande in de Hoochstraet, een betaling van Gerard Barentsz, wijncooper, Willem Jacobsz en Pieter van Waesbergen, hun broer.
Op 28-3-1640 bekent Pieter van Waesbergen, bouckvercooper, 600 gulden schuldig te zijn aan Everardus Cloppenburch. bouckvercooper te Amsterdam, wegens een obligatie verschuldigd aan Jan Evertsen Cloppenburch, vader van Everardus Cloppenburch.
Op 27-8-1642 bekent Willem Strick, koopman, wonend te Utrecht, 127 gulden schuldig te zijn aan Pieter Waesbergen, bouckvercooper, voor de levering van boucken en coopmanschappen.
Op 19-3-1643 bekent Geurt Jansz Vermarck (tekent: Vermerck), bouckebinder, 400 gulden schuldig te zijn aan Pieter van Waesbergen, bouckvercooper, voor de leverantie van boeken.
Op 26-3-1643 doet Davit van Hogenhuijsen, die van IJsaac Waesbergen actie en transport heeft volgens transport van 5-8-1642 bij notaris Jan Verheijen, voor een ordonnnatie ten laste van de Raet ter Admiraliteyt van 400 gulden, dd. 22-5-1642, hier geheel afstand van, en autoriseert Pieter Waesbergen tot de ontvangst.
Op 2-8-1644 bekent Pieter van Waesbergen 1.000 car. gulden schuldig te zijn aan Wessel Egbertsz van der Heul, substituut secretaris. In de marge: afgelost 7-6-1645.
Op 25-7-1650 stelt Johannes Neranus, bouckvercooper, zich voor 200 carolus gulden borg ten behoeve van Pieter van Waesberghen, bouckvercooper, voor Jacob Colum, bouckvercooper te Amsterdam.
Op 22-1-1652 heeft te Rotterdam Mathijs Jorisz van Aerts, vader van zijn overleden zoon Phillips van Aerts, een bedrag van 168 gulden ontvangen uit handen van Pieter van Waesbergen, als zijn deel in diens nalatenschap. Phillips was getrouwd met Susanneken Huysman, dochter van Anthony Huysman, notaris en procureur te Batavia. De nalatenschap was geregeld bij testament voor secretaris Pieter Hackius te Batavia d.d. 19-2-1650.
Op 20-1-1656 gaat Pieter van Waesbergen, boeckvercoper, akkoord met de behandeling van zijn zaak tegen Joannis Neramis, boeckvercoper, zoals die door Joannes van Weel notaris en procureur behandeld is en tegen Hieronimus Carim of Caum, lettersetter en boekdrucker, en die tegen Abraham Jansz Leffers anders genoemd Lessenaer, boeckbinder. Hij machtigt hem verder te gaan met de zaak tegen Abraham Jansz Leffers. Verder machtigt hij Mr. Pieter Verschuer advocaat om met zijn zaken verder te gaan.
Laatst gewijzigd:
18 november 2020
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-32792
Gekopieerd!