Stamboom van Hagenbeek

• Geboren: ± 884 Gelderland
• Overleden: na 907 (ongeveer 23 jaar oud)

Cuijk is de hoofdplaats van de gelijknamige gemeente en een oude stad in de provincie Noord-Brabant, Nederland. Cuijk ligt aan de linkeroever van de Maas. Cuijk was het hoofdplaats van het oude Land van Cuijk. In 2006 had de gemeente 24.272 inwoners, waarvan 16.999 in de plaats zelf.

Er was prehistorische bewoning op de hoger gelegen plekken aan de linkeroever van de Maas, daarna werd de plek door de Galliërs bewoond en de bewoning ging verder met de komst van de Romeinen, die er een doorwaadbare plaats en later een brug over de Maas aanlegden. De Galliërs noemden deze plek Keukja (bocht) en volgens de Peutingerkaart maakten de Romeinen er Ceuclum of Cevelum, Cevecum van. Door recente opgravingen zijn de plekken van de brug en een Romeins Castellum gelokaliseerd. De Romeinen bleven bijna vier eeuwen in Ceuclum om deze doorwaadbare plaats en brug te bewaken, die op de weg lag die Tongeren en Blerick met Nijmegen verbond.

De bewoning ging waarschijnlijk ononderbroken door, maar van het einde van de 4e tot de 10e eeuw zijn er geen archeologische gegevens of geschreven bronnen. Omdat Sint Martinus de patroonheilige van de parochie is en deze heilige rond 800 zeer vereerd werd, is Cuijk waarschijnlijk rond 800 gekerstend. De religieuze macht van Cuijk strekte zich uit van Blerick tot het huidige 's-Hertogenbosch. Cuijk viel door de deling van het Rijk van Karel de Grote binnen Lotharingen, dat onder Duitse koningen en keizers viel. Cuijk was een leengoed, dat in de 10e eeuw toebehoorde aan de heren van Malsen, het huidige Geldermalsen.

De eerste schriftelijke vermelding is in een akte van 1096. De heer van Malsen draagt dan de naam Heer van Kuyc en men spreekt van het Land van Kuyc. Het Land van Cuijk kwam overeen met het grondgebied van de huidige gemeenten Cuijk, Grave, Mill, Sint Anthonis en Boxmeer. De familie van Cuijk regeerde van ongeveer 1096 tot 1400. Tijdens een conflict van de heren van Cuijk met de graaf van Holland in 1133, vond Floris de Zwarte, broer van Dirk VI van Holland, de dood bij een hinderlaag opgezet door Godfried en Herman van Cuijk. Keizer Lotharius II werd boos, verbande de heren van Cuijk en beval de ontmanteling van het kasteel van Cuijk. Na zijn dood keerden de heren van Cuijk terug en bouwden rond 1140 een nieuw kasteel, niet direct in hun leengoed Cuijk, maar in hun allodiaal Grave. Cuijk, dat een stad was geworden, verkocht later zijn stadsrechten aan Grave en keerde terug naar de status van dorp.

Een van de belangrijkste heren van Cuijk is Jan I (ca. 1230 - 1308). Cuijk heeft een standbeeld ter ere van hem opgericht.