Stamboom van Hagenbeek

• Geboren: in 1086 te Carhaix-Plouguer
• Chevalier, Sieur de Carhaix

De Bretonse naam van de gemeente is Karaez-Plougêr.

Een oorkonde uit 1160, uitgevaardigd door hertog Conan IV, getuigt dat burggraaf Alain de ridders onder andere het aalmoezeniersambt van Priziac schonk, evenals de hospitalen van Locmalo en Pontivy, en de opbrengst van een burgerbelasting in elk van zijn heerlijkheden. In 1159, toen de hertog probeerde de door Hendrik, graaf van Penthièvre, afgepakte gebieden terug te winnen, zocht hij hulp bij de burggraaf van Rohan. Als dank voor diens steun gaf hij zijn zus Constance ten huwelijk aan Alain (III), de oudste zoon van de burggraaf, met een moeder wier naam onbekend is.

In een door graaf Hoël van Cornouaille ondertekende oorkonde wordt melding gemaakt van een schenking van een landgoed nabij Caer Ahes, met daarin de kerk van Sanctus Kigavus (Saint-Quijeau). Deze oorkonde, noodzakelijkerwijs daterend van voor Hoëls dood (1084), bevat de oudste bekende vermelding van de naam Carhaix. Saint-Quijeau was een voormalige kapel die in de 13e eeuw werd gekoppeld aan Plouguer. De Bretonse naam is Karaez, een naam die in de 11e eeuw als Carahes werd opgetekend en is gebaseerd op het prefix “Kaer,” wat “versterkte plaats” betekent. Carhaix wordt daarom doorgaans geïdentificeerd met de Carahes uit middeleeuwse literatuur. In de 19e eeuw dacht men zelfs dat de naam “Kaer Ahès” verwees naar de legendarische dochter van koning Gradlon, Ahès, die zou hebben bijgedragen aan de ondergang van de stad Ys.

De hoofdwegen naar Carhaix werden vaak “chemins d'Ohès” of “chemins d'Ahès” genoemd, zoals Bernard Tanguy vermeldt. De namen Ohès en Ahès lijken verwant aan die van Hoël. Er is een discussie over de locatie genaamd Corophesium, uitsluitend genoemd in de Annalen van Lausanne, als plek van een veldslag van Lodewijk de Vrome tegen de Bretonse koning Morman. Sommigen denken dat het Carhaix betreft, anderen wijzen op Coray, maar volgens Léon Fleuriot kan het een schrijffout zijn.

Tanguy stelt dat Karaez verband houdt met het laat-Latijnse Carofes, een naam voor zowel Charroux (Vienne) als de stad der Diablintes, en dat de naam kan afstammen van Carofum/Carofensis, wat wijst op een kruispuntfunctie. Voor hem is Corophesium, waar Lodewijk de Vrome in 818 naar reisde, een schrijffout van Carophesium. De associatie van Karel de Grote met Carhaix in de “Roman d’Aiquin” zou dan verwijzen naar de expeditie van zijn zoon, Lodewijk de Vrome. De blijvende rol van Carhaix als knooppunt en het verval tijdens de Laat-Romeinse periode kunnen verklaren waarom deze stad, ondanks haar positie als hoofdstad van de Osismen, niet hun naam heeft overgenomen, zoals elders in Gallië vaak het geval was.