Ridder, Schepen van Brussel, directeur van de armen van Sint-Goedele de Platea dictus Rex of Willem uten Steenweghe dit Coninc, schepen van Brussel van 1258 tot 62, 1263 tot 68, 1270 tot 74, 1280 tot 83, 1284 tot 86, gekwalificeerd als ridder uit 1260, achtereenvolgens gebruik gemaakt van drie zegels. Door zijn fortuin, zijn sociale rang, zijn vele attributies in het leven van de stad, was Willem een ??aanzienlijk figuur in het Brussel van zijn tijd.
Hij was hoofd van de armen van Ste-Goedele in 1257, 1259, 1279, 1281, 1292; van de armen van de kapel in 1279, van het kapittel van St-Jacques-sur-Coudenberg in 1271; het Begijnhof van de Wijnstok in 1286, met zijn zoon Willem en met zijn neef Jan de Platea; van het Sint-Niklaasziekenhuis in 1266; vanuit het St-Jean ziekenhuis in 1277; van het Obbrussel Melaatsenziekenhuis in 1286, 92.
Hij wordt aangehaald als censitaire van Léon, kasteel van Brussel, in 1263, in de voorstad van ten Noede, vazal van Léon d'Aa in 1268 en in 1281, voor 16 bonniers van land, weiden en bossen in Tourneppe.
De handelingen waarin hij als partij tussenkomt, zijn bijna allemaal schenkingen aan vrome werken. Op 3 december 1272 schonk hij met Jan Pipenpoy, deken van Sint-Goedele, en Gilles Loze, zijn mede-eigenaars, aan het Sint-Janshospitaal een steeg van 8 bonniers de terre in Sint-Pieters-Woluwe, tussen Melsdelle en Veeweide. Op de 23ste van dezelfde maand ontsloeg hij Heer Laurent Baert voor alle schulden die hij bij hem had aangegaan en annuleerde hij alle overeenkomsten en beloften die eerder tussen hen waren gemaakt, op voorwaarde dat hij zijn rechten op de Coudenberg derde van een stuk grond voor het "nieuwe bos", waarvan Henrick van Coudeberg nog een derde had, evenals in een aangrenzend stuk grond en in een kamer met drie kranten in Schaarbeek, allemaal alleux.
In 1272 creëerde hij een kapel in de nieuwe basiliek van Sint-Goedele, in aanbouw, en vertrouwde hij de bouw van de kapel toe aan een man genaamd Ludovicus de Boitsfort. om de kosten van deze stichting te dekken, schonk hij 11 bonniers en een half alleu in de parochies van Beigem en Hombeek, waarbij hij vruchtgebruik verleende aan Louis de Bosvoorde of zijn afgevaardigde.
Hij laat het aan hem over om de minister van deze kapel te kiezen. Als Louis echter verhinderd wordt zijn missie uit te voeren, zal Guillaume er zelf voor zorgen, met de hulp van Francon de Jetterbeke. In 1286 was hij getuige van een schenking die Henricus de Ossele, zijn vroegere bediende deed aan het melaatsenziekenhuis, van zes aardkranten in Wemmel. In 1291 schenkt hij aan de Infirmerie van het Begijnhof vijf allergiedagboeken in Linderghem, onder Erps, waarbij hij echter de rechten behoudt die Anthonius de Linderghem op dit terrein had.
In 1292 schonk hij aan zijn zoon Jean, kanunnik van Ste-Gudule, land nabij Camborne, in La Putterie, en het huis van Francon Scildere, bewoond door Elisabeth de Camborne, in Alleu. Hij testte in november 1293, stelde zijn laatste wensen op een zeer zorgvuldige manier vast, benoemde als executeurs zijn zoon Jean, voorzanger van Ste-Goedule, zijn zoon Willem, schepen, zijn zoon Arnould, penningmeester van Ste-Goedule, evenals zijn zuster, Yda de Vinea, de minnares van het Begijnhof. Hij legde legaten aan de meeste religieuze en liefdadigheidsinstellingen in Brussel, evenals aan de omliggende kloosters, Ter Kameren, Groot-Bigard, Klein-Bigard, Villers, Kortenberg, Grimbergen, aan een klooster in Evere, aan de Minderbroeders van Diest, Tienen, Leuven, de Preacher Brothers of Leuven, enz ...
Laatst gewijzigd:
18 december 2023
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-83597
Gekopieerd!