De abdij van Affligem bezat in het Merchtemse gehucht Hobosch een belangrijk cijnshof, met rechtsmacht over Steenhuffel, Londerzeel, Lippelo en Malderen. In 1235 werd dit hof vermeld als "grangia", nadien bekend als "'t Groothof" (1750) of "Tiende Schuur" (conform kadasterplan). Al vroeg had de abdij haar tienden te Merchtem verpacht, zodat de tiendpachters moesten instaan voor het onderhoud van de tiendschuur. In het kaartboek van Jan Van Acoleyen uit 1705 wordt ze aangeduid als "thiende schuereveldt". Volgens het kaartboek van de abdij van 1718 bestond het omgrachtte "groothof" uit twee rechthoekige volumes onder een zadeldak, waarschijnlijk de pachterswoning en de tiendschuur. Op de Villaretkaart (1745-1748) werd ze benoemd als "s’tinschurenbergh". Tijdens de Franse Revolutie werd het goed openbaar verkocht. Conform de Ferrariskaart van circa 1770-1778 ("Cse Thinde Schurebergh"), bestond het hof op dat moment uit vier volumes gegroepeerd rond een binnenkoer. Een pachtlijst van 1790 vermeldt een oppervlakte van 179 dagwanden en 3 roeden. De constellatie van een rechthoekig volume ter hoogte van het huidige boerenburgerhuis, met ten noordoosten twee langgestrekte volumes, evenwijdig aan elkaar, bleef grotendeels behouden op het primitief kadasterplan (1830). Enkel het woonhuis onderging in de tussentijd een uitbreiding tot een L-vormig grondplan, wat kan overeenkomen met de windhaan met datering 1805 die het dak bekroonde. Op de 19de-eeuwse historische kaarten wordt de hoeve aangeduid als "(ferme) ’t Hof Tiende Scheureberg".
Rond 1850 werd het Hof Tiendeschuur bewoond door molenaar en stoker Petrus Van Overstraeten-Albrecht en kinderen. Het kadaster registreerde op dat moment een bestemmingswijzing van de noordwestelijke hoek van de achterbouw van het woonhuis tot branderij. In 1885 werd vervolgens een beperkte vergroting van de bijgebouwen van het woonhuis en de branderij geregistreerd, onder meer met het volume van de schouw ten zuidwesten. Tijdens het interbellum was de hoeve in bezit van melkerijbestuurder Jozef Seghers. Er bevond zich toen een poorthuisje op de brug tot de site, dat momenteel niet langer bewaard is. Het kadaster registreerde in 1939 de sloop van één van de bijgebouwen en de aanpassing van een deel van het resterende bijgebouw tot een fabriek. Het huidige uitzicht van de hangar ten oosten naast het woonhuis gaat terug tot een mutatie van 1942 en was toen in gebruik als bergplaats.
Enkele jaren voor de bescherming van de site (1990) werd het verwaarloosde complex door de eigenaars gerestaureerd en werd het woonhuis ingericht tot twee appartementen. Tegelijkertijd werd de grotendeels dichtgegooide gracht schoongemaakt. Circa 1990 werd het L-vormige woonhuis met achterliggende schuur geflankeerd door een bijgebouw dat voorheen dienst deed als wasserij en daarnaast de restanten van een tot ruïne vervallen schuur.
Laatst gewijzigd:
13 november 2023
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-82068
Gekopieerd!