Lubbert Broecker, vermoedelijk zoon van Jan en Evertien Broeckers, heeft een zuster en een broer. Zijn zus Maria trouwt in 1640 Roelof Schothorst, later Ebbekinck geheten. Zijn broer Arent trouwt in 1644 Aeltje Hillehorst. Regelmatig zijn deze getuige bij de doop van familieleden en hierdoor worden de familierelaties duidelijker. Lubbert Broecker tr. Gelselaar 1.8.1652 Griete Koeslagh, dr.v. Jan en Mechtelt Koeslagh. Lubbert trouwt in op Koeslag en heet voortaan Lubbert Koeslag. Hij neemt in 1684 de financiële zaken van zijn schoonvader over. Jan Koeslagh is ondervoogd te Gelselaar. Dit blijkt uit een geldlening, beschreven in "De Jaer Reeckeningen van de Provisooren der Armen tot Gelselaar".
De tekst in het boek luidt:
(.... betekent: één woord niet te lezen,.... etc = meer dan één woord niet te lezen) ".... en sijn dese bovengenoemde vijftig guldens aen Jan Koeslach ondervoogt tot Gelselaer op interes gedaen, waervan de obligatie luijdt:
Op huijden dach en datum ondergeschreven bekenne ick Jan Koeslach ondervoogt tot Gelselaar opgenomen ende aen goeden en gangbaren gelde ontfangen te hebben van de tijtlijcke provisoren der armen tot Gelselaar Derrick te Warmelo ende Jan ten Broeckhhuijs vijftig Caroli guldens waer voor ickjaerlijcks belove tot pensioen twe gl. en 10 stuijv. ende soo voorts alle jaren tot tijt der aflose toe de welcke aen beiden zijden vrij sal staen een vierden deeljaers van te voren malcanderen te denuntieren ende sal het eerste jaer interes verschenen zijn op den 1. April desjaers 1669 ende soo .... verbinde hier voor mijn persoon en goederen, gerede en ongerede goederen uitgesondert voor alle heer en, hoven ende ...., om in cas van onverhopents .... etc. misbetalinge haer daer aen cost en schadeloos te mogen verhalen. In oorconde der waerheijt hebbe ick dese obligatie met eigenen hant ondergeteeckent. Gelselaer, den 25 Mart 1668.
Dese obligatie is vergroot tot hondert gulden waervoor Lubbert Coeslach gerichtelijk verbonden heeft sijn hoijlant genaemt Col mans Slach.
Later staat er vermeld: "Jan Koeslach sijn capitael is vijftig Caroli gulden en giftjaerlix an rente eenen rijxdald. ad. 2-10 st. Lubbert Koeslach sijn capitael is hondert gulden ende de eerste rente sal verschijnen op St. Jacobi 1684". Erg soepel was men met dat betalen van de rente: "Lubbert Koeslagh sijn rente op St. Jacobi (25.7) 1688 geweest 20 guld. Dit is ontfangen en aen Gerrit Heuvers overgetelt en betaelt." Hieruit blijkt dat Lubbert 4 jaar gewacht heeft voordat hij de eerste rentebetaling deed en die was toen al opgelopen tot 20 gulden, zijnde een rente van 5 gulden per jaar. Lubbert is doopgetuige op 25.1.1646 bij Claes Bollaert en zijn vrouw Engele. Griete Koeslagh is doopgetuige op 21.10.1655 bij de doop van een dochter Engele van vermoedelijk Hendrick Banninck en Griete te Korthof (gehuwd Gelselaar 24.9.1654). Griete wordt ook Margrete Koeslaghs genoemd op 28-1-1649.
Laatst gewijzigd:
28 juli 2023
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-78354
Gekopieerd!