Vader:
Jurriaan Foockes
Moeder:
Grÿt Dirksdr
- Geboren: in 1600 te Kollumerzwaag
- Overleden: op 15 maart 1672 (ongeveer 72 jaar oud) te Kollumerzwaag
voor 14 nov. 1636 is Jurrien Fockes overleden; dan heeft er inventarisatie plaats in zijn sterfhuis ten overstaan van de weduwe Griet Dircx en de verdere erfgenamen, t.w.: Jouck Jurriens, wed. Gielt Piers; Dirck Jurriens; Griet Jurriens, gehuwd met Wopcke Lubbes; Focke Jurriens weeskind Aeltie, oud 18 iaar; curator is haar aangetrouwde oom Wopcke Lubbes; wijlen Antie Jurriens' weeskinderen bij wl. Sape Rytskes; Jentie Jurriens; Tiets Jurriens, gehuwd met Rodmer Merx Er is een sate en landen, met zes akkers bouwiand, een miedfenne, reidfenne genaamd, bij Noordoosterhorne, een mad mieden, stukken van vier, twee, twee resp. 66n pdm, 2 maden, 1 mad, twee lapkens miedland, 2 akkers veenland in 't Vliet, een roede venen en leijen in Eysmafeenen, 10 roeden leijen in Dantumadeel. Aan levendige have worden genoernd 2 koeien, een moerpeerd, drie winterzwijnen, vier hennen. Verder inboedel, kleding, tinwerk, houtwerk, huismans gereedschap, 10 zakken rogge in 't stro, 29 zak gedorste haver, 34 1/2 zak haver in 't stro. Jentie Jurriens en Griet Dirxdr (de weduwe) bevestigen één en ander bij haar waarheid in plaats van ede.
Voor 30 mei 1638 is ook Griet Dircx overleden. De zeven erfgenamen gaan dan tot scheiding en deling over. De erfenis beloopt netto 1894 gg 20 st 4 p, dat is per staag 270 gg 19 st. Wopcke Lubbes, Dirck Jurriens, Lubbe Fockes en Meinert Fockes plaatsen een handmerk, Jentie Jurriens en Rudmer Marcks zetten hun handtekening.
In 1661 en 1663 verkopen de echtelieden enkele perceeltjes land. Hun zoon Marck was toen boer op de Kerkplaats.
1664 Kollumerland proclamatieboek 110, folio 11. Nette Hayes en Tietske Meinderts te Oudwoude proclameren. In koop bekomen van Gerrit Roelofs op 't Veen, Roelofke Roelofs huisvrouw van Focke Rodmers op Kollumerzwaag. Taecke Reyns en Egbert Jarigs. Tesamen erfgenamen van Jarig Egberts en Aaltje Wybes op 't Veen. Wybe Jarigs 25 jaar.
15-3-1672, Kollumerland weesboek nr. 97 folio 97. Compareerden Focke Rodmers tot Kollumerzwaag voor hemzelf, Else Ballings als vader en wettige voorstander over zijn kinderen bij wijlen Trijntje Rodmers in echte verwekt, Grietje Rodmers huisvrouw van Sierk Harmens, Oetske Rodmers huisvrouw van Focke Sjoerds, dezelve zo veel als nodig geassisteerd met hun mannen, tesamen kinderen, kindskinderen en erfgenamen van wijlen Rodmer Marks en Tieets Jurriaans in tijden echtelieden op Kollumerzwaag om te maken scheiding en deling van de landen waarvan Rodmer Marks cum uxore eigenaar was. Zodoende zijn de landen in vier originele delen gelegd en zijn er lootcedullen van gemaakt. In zulks doende is door Focke Rodmers het eerste lot getrokken waarin de navolgende landen getekend waren: Ten eerste zekere drie mad mieden gelegen in de wester lege Bolten op Swagermieden; en twee mad mieden mede aldaar gelegen tesamen bezwaard met 1½ roede en 3 voet dijks met nog de oostelijke helft van zes roeden veenbey (wei?) in het westeinde van Kollumerzwaag voornoemd gelegen; en de helft van tien pondematen fenland mede onder Kollummerzwaag gelegen in de grietenij Dantumadeel, vrij van lasten. Bij Else Ballings zekere twee akkers bouwland strekkende van de Heerweg tot aan de Swedde met bomen en plantages; nog een stukje veenbey(?) en een akker bouwland aan bovengenoemde akkers gelegen tesamen belast met een floreen rente en acht stuivers 12 penningen in de algemene schattinge; en drie pondematen zijlschatting samen met bovengenoemde twee akkers met reed en drift. Door Grietje Rodmers, gesterkt met haar man, is getrokken het derde lot bestaande uit de volgende landen: ten eerste zekere dardehalf (is 2½) akker bouwland mede op Kollumerzwaag gelegen strekkende van de Heerweg tot achter aan de Swedde met versloting en drie pondematen zijlschatting (zijl is brug of duiker); ten tweede in een stukje hoogveen in het westereinde van Kollummerzwaag gelegen; ten derde een klein schuurtje (huisje) mede aldaar gelegen staande op de landen de pastorie toebehorende voorheen bij voornoemde Rodmer Marks bewoond doch staande op een erf bruick?, waaraf hij geen acties zal mogen pretenderen. Insgelijks het vierde lot getrokken door Oetske Rodmers geassisteerd met haar man bestaande uit de navolgende landen: ten eerste de westerhelft van de voornoemde veenbeyen en de helft van de tien pondematen fenland beide hiervoor.
In het lot van Focke Rodmers geëxpresseerd, vrij van lasten; ten tweede in twee pondematen mede in de westeregge op Swagermieden gelegen; ten derde in twee pondematen mieden mede op Swagermieden op de westerbolten gelegen en nog een mad mieden op de oosterbolten tesamen bezwaard met met een oord floreen en anderhalve roede en drie voet dijksflorenen; doch in den expresse geconditioneerd so den landen met swoerdere en meerdere lasten mochten zijn beswaert als hierboven bij ieder lot is geexpresseert zulks sal komen tot gemene lasten gelijk ook so bij interest. Volgen handtekeningen van Else Ballings, Focke Rodmers, Grietie Rodmers en Oetske Rodmers.
In juni d.a.v. wordt er scheiding tussen de erfgenamen gemaakt. Aan deze akten wordt het volgende ontleend: Vererving heeft plaats op de zoons Lou, Pyter, Wybe en Ridmer, en op de dochters Riensk en Trijntie. Riensk wordt geassisteerd door haar man Hemme Jansen; Trijntje, blijkbaar nog minderjarig, door haar voogd Jan Lous. De laatste is mogelijk een broer van de moeder Trijn Louwsdr. Er is een huisinge te Buitenpost, lang negen en een half vak, met voor en achter een huif, met half stenen en half liemen wannen (muren), met enige hekken, dammen en dampalen, ruich en ruichscherne (mestvaalt). Ook is er een klein turfhuis. Er is uitgezaaide rogge en enig hakhout. Verder een kinbak hooi, vier lopen gedorste haver, twee wagens, een eg en een ploeg, twee paar zielen (inspanmateriaal voor de paarden voor de wagens, enz.), twee vlegels, een greep en een schop, een veengreep, twee leppen (schoppen), een wan, een ploeg- en een egketting, een voor- en een achterbint, en een jaaglijn. Onder de levende have worden genoemd twee moerpaarden, zes koeien, vijf jongdieren, vier jonge zwijnen, zes schapen, twee soepkalvers (soep --» karnemelk), acht hennen en een haan. Verder worden beschreven de inboedel, hout-, koper-, tin-, ijzer- en meschenwerk, steenwerk op de schotelbank, spek, enz. Bij de scheiding blijkt dat ieder van de zes kinderen toekomt 106 carg 12 st. Alle kinderen plaatsten in 1622 hun handtekening onder de erfenisdeling.
Laatst gewijzigd:
24 augustus 2022
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-67188
Gekopieerd!