ridder, heer van Resande
ridder, heer van Resande, vermeld 1360-1419, heeft de heerlijkheid Resande in leen van het huis Doorwerth, beleend met het halve veer aan de Praets 1360, met het Malburgse veer 1371, bezegelt als knape de huwelijksvoorwaarden van hertog Eduard 1368 en de 'landvrede' van 1377, beleend met andere lenen 1382, 1383, 1394, als knape borg voor de hertog 1403, ridder 1419, tr. Elisabeth van Assendelft
Ten westen van de stad Arnhem slijpt al sinds de ijstijden een beek een dal van de stuwwal uit. Deze beek werd en wordt Slijpbeek (Sliepbeek), Klingelbeek (?cling?= heuvel) of Mariëndaalbeek genoemd. In het dal bevinden zich meer kleinere beken die vanuit verschillende bronnen en sprengkoppen (uitgegraven verzamelplek van grondwater) beginnen.
In een hoger gelegen deel van dat dal, in de onmiddellijke nabijheid van de sprengkop van de beek, stelde een aanzienlijke Arnhemse burger - Wijnand van Arnhem - in 1392 grond ter beschikking om een klooster te stichten. Het klooster kreeg, naar de ligging bij de bronnen en beken, de naam ?Domus Fontis Beatae Mariae?, ?Het huis bij de bron van de Heilige Maria?. Deze lange naam werd in het dagelijks gebruik Fonteijne-klooster (fonteijn=bron), Mariënborn (born=bron) en later Mariëndaal.
Wijnand van Arnhem had van de Gelderse Hertog Willem van Gulik en de bisschop van Utrecht, Floris van Wevelinchoven, toestemming gekregen om het klooster te vormen naar het voorbeeld van het beroemde klooster te Windesheim, even ten zuiden van Zwolle. Daar leefden Geert Grote en zijn volgelingen volgens de regels van de ?Augustijner orde der Reguliere kanunniken?. Eén van die volgelingen, de Arnhemse burger Arent van Gruythuijzen, ondersteunde Wijnand van Arnhem bij de stichting van het nieuwe Augustijnerklooster bij Arnhem. enkele geestelijken, waaronder Meester Floris Radewijns, Willem van Gronde en Jan van Brinkrink, kwamen uit Windesheim over om voor de inrichting van het klooster te zorgen.
De bouwmeesters waren Hendrik Wildo uit Þs-Hertogenbosch en Hendrik Wilsen uit Kampen. De eerste rector van het klooster was Johannes van Kempen, de broer van de beroemde Thomas à Kempis. De eerste prior (bestuurder) was Arnold van Kalkar.
Het klooster maakte een geheel uit met het klooster te Windesheim en werd ?de oudste dochter van Windesheim" genoemd. De kleding van de kloosterlingen bestond uit een wit overkleed met daarboven een zwarte kap. De bewoners van het klooster hielden zich vooral bezig met landbouw en wetenschap. Beroemd was de schrijf- en boekenzaal, het scriptorium, van het klooster. Het klooster had een eigen kerkhof. Daar werd o.a. Mechteld van Gelre (overleden 1381) begraven.
Relaties:
Gehuwd met Euphemie van Buckhorst (*±1378)
-
Ondertrouw: in 1400 137. Resp.: Gemeente-archief van Zwolle, rechterl. archieven, inv. nr.
001-00167, blz. 98 (boedelbeschrijving uit 1630 van J r . A. van
den Rutenborgh: Huwelijksvoorwaarden tussen Winald van
Arnhem en Agnes van Buchorst 1400 (o.i. dient dit Mie
(Euphemie), IX B, 2, te z(jn)). en Het geslacht de Vos van
Steenwrjk blz. 161—165 (tweede huwelijk, en levensloop tweede
echtgenoot): Ned. Adelsb. 1953, blz. 168; De Ned. Leeuw
1959, k. 289, 290
Gehuwd met Odilia van den Gruuthuys (†1399)
Laatst gewijzigd:
24 mei 2022
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-65225
Gekopieerd!