Vader:
Hillen Peters de Gier
Moeder:
NN Peters van den Poll
- Geboren: ± 1450
- Gedoopt: [[dr. Maris in DNL 1943 Genealogie van het geslacht De Gier in den Bommelerwaard (2 delen).
boekwerk “De Gier een familie ontsloten” (2005, Alfred de Gier)]]
- Overleden: op 16 maart 1505 (ongeveer 55 jaar oud) te Zaltbommel
molenaar en schepen van Driel; en hertoglijk rentmeester van Karel van Gelre
zie register Illustre Lieve Vrouwe Broederschap 1480 Rossum intredegeld voor Peter die Ghyer Hillens ende Heilwich uxor...
Hertogelijk Geldersch rentmeester in Zaltbommel en in de Bommeler- en Tielerwaarden over alle renten, domeinen, accijnzen, tollen, pachten, thynsen, pondschattingen enz. (zie remissie onderstaand)16-02-1502 Hertog Karel van Gelre schenkt, bij remissie aan Peter de Ghyer, dezen en zijn kinderen Hillebrant, Egen, Gerevaes, Peter de bastaard en Robbert van Huysden zwager vergiffenis voor hetgeen zij tegen hem misdreven hadden, en waarborgt Peter de Ghier het ongestoord bezit der Gemensche tienden onder Driel, welke hij bij Johan Pieck ingelost had. Noot: Vgl. Nijhoff,
Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, dl. VI, 1, blz 270.
Zie rapport Jan Roeloffs, schout binnen Zaltbommel, in het jaar 1500, uitgebracht aan den Hertog. "Peter die Ghier scatmeister was bij selige hartstoch Adolfs tijden, daer hij niet aan verloir, als het hem schijnt (Gelre XVI-1183 en XVII-23 Robbert van Heusden, burgemeester van Zaltbommel, stichtte 26-3-1501 de capelanie ter eere van het H. Kruis in de St. Maartenskerk aldaar (Archief geschiedenis Aartsbisdom Utrecht, dl XIX-209)
Beleend met den Corenweertschen rijsweert, anno 1469, bij transport van Arnt van den Poll (i.e. Arnt de Gier Hillebrants genaamd van den Poll) (Register Leenakten, kwartier Nijmegen)
De echtgenote N.N. voerde, blijkens de grafzerk van den zoon Gerevaes, een adelaar als wapen
Begraven in de St. Maartenskerk, Zaltbommel (zie Wapenherault 1917 en Bijdragen/Mededelingen Gelre, 1943). Noot AdG: Hij werd als eerste in 1505 begraven onder deze zerk gezien de Gotische tekst van het randschrift.
Remissie Hertog van Gelre: zie onderstaande oorkonde
Oorkonde van de Hertog van Gelre met betrekking tot Peter de Gier:
16 februari 1502: Remissy Peters de Ghiir: "Wy Kairle van der gnaden Goitz hertoige van Gelre etc., ind greve van Zutphen, doin kondt, So Peter de Ghiir myt synen kynderen nementlick Hillebrant, Egon, Gerefais, Peter die Bastert, myt Robert van Huesden oeren zwaiger, sich eyn tiit verleden frevelick gehalden ind anders dan sich geboirden tegen ons ind die onse bewesen, wairby sy ont to liiff ind to goede broickhafftich gevallen, ind soe in onsen ongnaden komen siin; Bekennen wy hertoich voirsc. vur onss, onse erven ind nacomelingen, dat wy um sunderlinge in die eer Goitz almechtich, ind avermitz tuschenspreken ind bede etzlicker frunde, die onss eyn redelicke beteronge togededingt hebben, den vuergen. Peter die Ghiir myt alle syne kynderen ind dochter man vuergen., myt onss guetlick laiten scheyden, ind oeren alre mysdaiden off broicken, dair sy onss ind onser herlichheyt semptlick off besunder umb saicken will vurs. off anders, in eniger manieren, tot desen dage toe data dis brieffs, id sy to liiff off to goide verfallen siin, moegen myt worden off myt wercken off myt enigerhande ongehoirsamheyt, frevell off versuemenisse, woe off in wat manieren die oick geschyet mochten siin, altesamen guedelick aversien ind van grond onss herten quytgescholden ind vergeven hebben, quytschelden ind vergeven noch in crafft dis brieffs ind en willen noch en sullen tot hon noch synen kynderen off dochterman vurg. enige ticht off toespraicke hebben off behalden, in eniger manieren; dan willen sulx guedelick gantz van onss stellen in alre maten, off sulx nyet geschiet en were; gelaivende in goeden trouwen sy semptlick ind bysonder in gebruyck oerer guederen te halden, ind doen halden, oick geliick anderen onsen gueden ind getrouwen ondersaiten onse leenrechten, lantrechten, diickrechten ind statrechten tlaiten wederfaeren, dair sy sich myt an halden ind vortan as guede trouwe ondersaiten schuldich siin bewysen, wairby wy sy dairenteyntz vur alle gewalt na onser machten beschudden ende beschermen ind hon ind eynen yetlicken van hon eyn guedich her oick siin sullen.
Ind assdan tuschen ons ind Peter vursc. bevurwart is, dat hy irstzdaigs syn remissie, hy van onss hefft, beruerende den Gemenschen thienden ind oick die vur remissie ongecanselliert tot onsen handen stellen sall myt eyner gerichtlicken vertichenisse alle syne rechten, hy off die zynen totten selven thyenden gehadt hebben off noch hebben moigen, in behoeff onss, onser erven ind nacomelingen, in welken, gegeven in den jairen van soeven ende tnegentich opten heiligen Dertienavent, wy ind onssen erven Peter ind zynen erven vergeven ind benadet hebben alle tghene hy bis den dage toe onss off onser herlicheyt mysdain off gebroikt hedde, soe wail van gebreke siinre rekenschappen van den ruyterpennygen van Dryell, Rossum ind Herwerden ass oick van sinns rent meisteramptz wegen off van enige anderen dingen, nyet dairvan uytgescheiden, avermitz der behoirlicke beteringe van vierhondert enckele gulden, hy ons doe bynnen onser stat Zaltboemell an gereden pennyngen betailt ind die andere affgesproicken hefft, welcke averleveringe vursc. hon noch zynen erven der remissy ind punten halve halen vurg. as off in toekomende tyden nyet hynderlick, dan evenwaill sullen die van onss ind onsen erven Peter ind synen erven ongeverlick vergeten siin en blyven, geliick ind ir alre manieren off die noch ongecancelliert to Peters handen stunde.
Hebben wy hon wederomme toe doen seggen ind vestlick gelaifft, toeseggen ind gelaven noch vermitz desen tegenwordigen onsen brieve, dat hy alle verschenen onbetailde paichten dairvan, beheltlicke dieghene die nu up Jacobi neestkomende onss verschynen werden, van onser wegen salt moegen doin uytpeynden ass vyander guet índ to syner nut ind besten boeren ind keren ass siin eygen proper guet, dar hon onse amptman to synen gesynnen alle behulp dess rechten to doen ind laiten sall.
Ind is voirtan bekalt, soe Hellebrant de Ghiir onse rentmeister in Boemelre- ind Tielrewerden eyn tiit lanck is geweist, dat wy vermitz onsen rekenmeisteren siin rekkenschappe van zijner ontfanck ind uytgeven, ass hy schryfftlick van onser wegen dairtoe versuecht wert, guetlicke sullen laiten hoeren ind doirsien, ind allet wes op reden steyt, doin passyeren ind siin compensacy gburlick laiten geven, sonder hon darinne myt beytichten tdoen besweren of laiten verkerten, dan allet wes hy bewiislick then affteren sy, gutlick doin betalen off bewysen, alsoe dat hy des billicke eyn benugen hebben sall.
Bevelen daromme U, Jasper van Merwiick, tess tiit onse Amptman, ind allen anderen na hon in onsen lantschappe van Boemelre- ind Tielrewerden tot onse amptman gesat werden sullen, dat ghy den vurg. Peter die Ghiir myt synen kynderen vurgen., dess onsen tegenwoordigen remissy doin ind laiten gemeten, also dat sy onbehyndert van U off oiwen dienre oers guetz rastlick ind vredelick moigen gebruycken, sonder dat hon wes dairin gedraigen werden in eniger manieren. Want sulx onsse gantze will ind meyninge is.
Sonder alle argelist desse to oirkonde der wairheyt ind vaster stedicheit hebben wy hertoch vurs. desen onsen tegeenwordigen segell an desen onsen brieff doin ind heyten hangen. Gegeven in den jair onss Heren duysent viiffhundert ind twe dess
woensdaiges post lnvocavit".
Hertogelijk archief XIV Libri, VI fol. LXIX verso – LXX verso, R.A. Arnhem
Laatst gewijzigd:
29 april 2022
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-64266
Gekopieerd!