Stamboom van Hagenbeek

Jan van Brabant

Vader: Floris van Brabant
Moeder: NN

woonde in Leiden

Jan van Brabant had eigen grondbezit in Valkenburg, en wel drie morgen land genaamd Heykenwere, die hij op 23 juli 1327 afstond aan graaf Willem III van Holland om er vervolgens door deze weer mee beleend te worden. Eenentwintig jaar later, op 8 juli 1348, verzocht 30 Jan van Brabant # 61649 dit leen over te mogen dragen aan zijn zoon Jan Baertout # 61650, hetgeen werd toegestaan, terwijl bij diezelfde gelegenheid 31 Jan Baertout de gunst verkreeg dat zijn vrouw Alijd Hughendr. van den Bosch levenslang het vruchtgebruik van het land zou genieten. Jan van Brabant is na 16 september 1370 overleden. 33 Ook Jan Baertout was schepen van Leiden en wij kennen eveneens zijn schepenzegel, dat nu geen Leidse sleutel, maar een familiewapen vertoont. Het is het wapen dat wij al van zijn oom Dideric / Dirc / Diddebo(e)y Florensz. kennen: een dwarsbalk met erboven twee handen en eronder een hamer. Jan Baertout komt niet voor met de naam Van Brabant. Hij is dus vernoemd naar een Jan Baertout, mogelijk een verwant van moederskant. Zijn huwelijk is (dan wel: zijn beide 34 huwelijken zijn) kinderloos gebleven - reden waarom hij in 1378 beschikkingen heeft getroffen over de vererving van zijn leenbezit, met name van de vier morgen in Wateringen die hij van de Leidse burggraaf in leen had en die al van zijn overgrootmoeder Alijd waren geweest. De aanhef van de desbetreffende oorkonde, van 16 augustus 1378, uitgevaardigd door de burggraaf, luidde aldus: "Wi Dirc van 35 Wassenair, burchgrave van Leyden, ridder, doe cond allen luden dat ic verlient hebbe ende verliene Jan Bertout onsen neve [...] vier morghen lands die gheleghen sijn in den ambocht van der Weteringhe". Het betrof dus de vier morgen in Naaldwijkerbroek in het ambacht Wateringen, die in 1304 door burggraaf Hendrik (van Kuik) aan zijn lieven neve Florens van Brabant waren toegezegd. In de akte is de opvolging voor het Wateringse leen van Jan Baertout heel precies geregeld: "Wair dat Jan Bertout voirs. storve sonder wittachtighe blikende boirt [ware het dat Jan Bertout zou sterven zonder wettige nakomelingen], so souden dese vier morghen voirs. comen aen Florys van Brabant Heynricszoen sinen neve of op sijn trouwede kinder, ende storve Florys sonder wittachtighe boirt, so souden se comen aen Hasekijn Florysdochter Janssoen van Brabant, ende storve Hasekijn sonder wittachtighe boirt, so souden se comen op den naghelnaesten [de naaste verwant] die ghecomen is van Florys van Brabant Jan Bertouts oudevader [grootvader] die ghecomen is van wittachtigher boirt ende die man voirt wijf dair si beyde even na sijn." De opvolging is dus zo geregeld dat bij kinderloos overlijden van Jan Baertout zijn neef Florys van Brabant Heynricsz. beleend zou worden. Mocht ook deze zonder wettige nakomelingschap overlijden, dan volgt "Hasekijn Florysdochter Janssoen van Brabant" [Hasekijn, Hase, dochter van Florys, die een zoon was van Jan van Brabant]. De akte lijkt te impliceren dat Jan Baertout twee broers heeft gehad, die beiden in 1378 al overleden waren: Heynric [Jansz.], nalatende een zoon Florys Heynricsz., en Florys Jansz., nalatende een dochter Hasekijn. Als ook Hasekijn zonder nageslacht zou overlijden, zouden de mogelijkheden van vererving onder de nakomelingen van Jan van Brabant uitgeput zijn en zou men moeten nagaan, wie onder de nakomelingen van diens vader - Jan Baertouts grootvader - Florys van Brabant de naastgerechtigde was. Opmerkelijk is dat toen Jan Baertout in 1393 overleden was , noch 36 zijn neef Florys Heynricsz., noch Hasekijn hem in zijn leenbezit is opgevolgd. Beiden waren reeds overleden. Het memorieboek van het St. Catharinagasthuis vermeldt de "jarichtijt Jan Bartouds, sijns vader, sijnre moeder, Alijt sijns wijfs, Alijt sijnre suster ende Florys van Brabant sijns neven" . Van Hasekijn is bekend dat zij in 1383 is 37 overleden. 38 Weliswaar is er geen belening met het burggrafelijke leen in Wateringen na de dood van Jan Baertout bekend, maar wel die met het andere leen in Valkenburg, Heykenwere, dat hij van zijn vader gekregen had en dat een leen was van de Hollandse graaf. Met dit leen nu werd op 24 augustus 1393 beleend "Hughe Andries Severytsz[oens]z[oen]"; de akte vermeldt nog dat dit leen "hem aenquam van Jan Baertout Jan van Brabants z[oen] sinen oem". Met het 39 burggrafelijke leen in Wateringen is Hughe Andriesz. pas op 12 mei 1421 beleend. 40 Doch wie was Hughe Andries Severytsz.z.? Van Kan houdt hem voor een zoon van Andries Geryt Zeverytsz.z., uit een vooraanstaande Leidse familie afstammend van Andries' grootvader Zeveryt Gerytsz. Wij kennen het schepenzegel van Hughe Andriesz., waarop als wapen is afgebeeld: drie palen, de rechtse boven beladen met een vijfpuntig sterretje. Men moet dus concluderen dat de beide lenen van Jan 41 Baertout in het bezit van een ander geslacht zijn overgegaan. Toch wordt in de leenakte van 1393 Jan Baertout als oem van Hughe Andries Severytsz.z. aangeduid, zodat er althans een verwantschapsrelatie in vrouwelijke lijn moet zijn geweest

Relaties:

Relatie met onbenoemde persoon

Bronnen:

1. van Brabant (Leiden en Westland) blz. 1 kol. 147-1532001

Laatst gewijzigd: 17 februari 2022
link: https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-61649 
Kopieer permalink
Gekopieerd!
...rapport wordt opgesteld... een ogenblik...

...rapport wordt opgesteld... een ogenblik...

Database: GensDataPro 3.1