Vermeld 1190/1191,1208, 1225-1228
Hij wordt voor het eerst vermeld als naamloze broer van Willem, graaf van Goye, in 1190/’91, toen zij getuigen waren voor de graaf van Gelre waarbij de stad Zutphen vrijheid werd verleend. In 1208 schonk bisschop Dirk aan het kapittel van Sint Marie de tienden van nieuw ontgonnen landerijen langs de Lek en de IJssel, waarin gesproken wordt over ‘proprietatis comitis de Goie’. De in de oorkonde aan Sint Marie geschonken novale tienden lagen vrijwel geheel in
het gebied van de graaf van Goye, waarover hijzelf en door zijn nazaten later herhaaldelijk is getwist. In 1225 werd hij als eerste lekengetuige ‘Woltero comite de Goye’ genoemd. Op 29 maart 1226 gaf Otto, bisschop van Utrecht, aan Gijsbert van Amstel de gerechten met toebehoren van Muiden, Weesp en Diemen in erfpacht met als tweede onder de getuigen ‘Walterus comes de Goi’. Vervolgens deed in 1227 bisschop Otto uitspraak in een geschil tussen de graaf van Goye en het kapittel van Sint Marie over de tienden, die in zijn gebied zijn gelegen. Ten slotte was ‘Woltero comite de Goy, nobilis’ getuige voor bisschop Wilbrand toen deze in 1228 het patronaatsrecht van de kerk van Doesburg aan het klooster Bethlehem gaf.
In 1228 staat Wouter I als laatste van zijn familie te boek als nobilis en graaf van Goye, terwijl zijn zoon Gijsbert I uten Goye in 1245 tot de ministerialen wordt gerekend en als heer van Goye voorkomt. Hierbij komen vragen op, zoals om welk gebied gaat het en wat hield de functie in dit specifieke geval van graaf in. En wat de aanleiding is geweest dat tussen 1228 en 1245 tot verandering van het standsverschil (van nobilis tot ministeriaal) heeft geleid.
Laatst gewijzigd:
31 oktober 2023
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-5956
Gekopieerd!