Vader:
Dirk Flamens
Moeder:
Hedwig van Montaigu
- Geboren: in 1061
- Gedoopt: [[https://www.geni.com/people/Goswin-I-van-Wassenberg-heer-van-Heinsberg-en-Valkenburg/6000000002187814738?through=6000000011304932659]]
- Overleden: op 1 april 1128 (ongeveer 67 jaar oud)
Gosewijn II van Valkenburg (ca. 1105 - 8 april 1168) was de jongste zoon van Gozewijn I van Heinsberg-Valkenburg en Oda Walbeck en hij volgde zijn vader in 1129 op als heer van Valkenburg. Door het overlijden van zijn oudste broer Gerard op 7 augustus 1129 erft Gozewijn ook Heinsberg, waardoor hij zich zowel heer van Valkenburg alsook graaf van Heinsberg mag noemen, zoals ook blijkt uit een oorkonde van 18 maart 1132 gesteld door koning Lotharius III van Supplinburg. Ook was hij voogd van de bezittingen van de abdij Sint-Remigius (te Reims) in Meerssen (plaats).
Gosewijn kwam in 1144 in conflict met keizer Koenraad III die hem de Rijkslenen Gangelt en Richterich afnam. Gosewijn had Gangelt en Richterich reeds vele jaren in zijn bezit en hij weigerde de lenen over te dragen. Hierop verwoestte hertog Hendrik van Limburg, op koninklijk bevel en zonder noemenswaardige tegenstand, stad en kasteel Heinsberg. De betrekkingen tussen Gosewijn en Koenraad's opervolger Frederik I Barbarossa waren veel beter. Gosewijn was bij diens kroning op 9 april 1152 te Aken aanwezig is. Volgens het memoriaalboek van het Heinsberger Praemonstratenseressen-klooster overlijdt Gosewijn II op 8 april 1168.
Gozewijn II was getrouwd met Adelheid van Sommerschenburg, dochter van paltsgraaf Frederik II van Sommerschenburg.
Gosewijn had een buitenechtelijke dochter: Gertruid. Zij trouwde met ene Hezelo.
Adelheid werd op 2 juli 1161 abdis van Quedlinburg.
heer van Heinsberg en Valkenburg.
Gosewijn was mogelijk een zoon van Diederik I Flamens uit het huis Wassenberg, en zou daarmee een kleinzoon van graaf Gerard II Flaminius zijn geweest. Hij was getrouwd met Oda van Walbeck, een dochter van Siegfried II van Walbeck (ca 1030-ca 1087).[1][2] Na het overlijden van zijn vader in 1082 kwam hij in het bezit van de heerlijkheid Heinsberg.
In 1085 dwong hij samen met zijn neef Gerard I van Gelre af dat Luipo (de kandidaat van de keizer) werd gekozen tot abt van Sint-Truiden.[3] In een oorkonde van bisschop Otbert van Luik uit het jaar 1096 wordt melding gemaakt van de aankoop door Gosewijn van het domein Houlten (Houthem) voor 50 zilvermarken. Hij was vermoedelijk ondervoogd van de proosdij van Meerssen en voogd van Sint Odiliënberg.
Op 11 februari 1115 vocht Gosewijn mee in het Lotharingse contigent in de slag bij Welfesholz, waarbij de burcht Walbeck van zijn echtgenote Oda als uitvalsbasis diende. Daar werd keizer Hendrik V verslagen door zijn Saksische en Lotharingse tegenstanders. Gosewijn en Gerard waren in 1118 getuige bij de stichting door de aartsbisschop van Keulen Frederik I van Schwarzenberg van een klooster in Dünnwald (aan de Rijn tegenover Keulen).
Gosewijns echtgenote Oda erfde Valkenburg van haar verwante Guda van Valkenburg. Daarmee werd Gosewijn heer van Valkenburg en wordt voor het eerst in 1119 als de castello Falcomonte aangeduid. Guda van Valkenburg († 1125) was de weduwe en erfgnaam van Thiebald van Voeren († 1106) heer van Valkenburg en was na diens overlijden als recluse ingetreden in de Sint-Jacobsabdij van Luik. Na de vererving richtte Gosewijn zich vooral op het uitbouwen en versterken van de donjon van Kasteel Valkenburg.
Tijdens het Luiks schisma van 1119 naar aanleiding van de opvolging van bisschop Otbert, koos Gosewijn partij tegen keizer Hendrik V. Toen in 1122 tijdens de grote landdag te Luik het kapittel van Sint-Servaas en de abt van Reims zich beklaagden over Gosewijn en deze vervolgens weigerde in Aken voor hem te verschijnen, vond Hendrik daarin een aanleiding om in te grijpen. Hij liet Gosewijns versterking in Valkenburg door zijn vazal Godfried I van Leuven belegeren en verwoesten. Deze gebeurtenis had niet alleen grote weerklank in het Maasland, ook werd ook in de Keulse konigskroniek vermeld: "Imperator Falkenburg, castrum comitis Gozwini, captum diruit" ("de keizer veroverde en verwoestte Valkenburg, de burcht van graaf Gosewijn").[4] In de weinige jaren die hem resteerden zou Gosewijn zijn tijd besteden aan de herbouw van de burcht.
Oda schonk na het overlijden van Gosewijn in 1128 goederen bij Kalkar aan het klooster te Kamp en goederen bij Gendringen aan het door haar kort na 1128 gestichte Gangolfusstift in Heinsberg.
Laatst gewijzigd:
1 maart 2023
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-5705
Gekopieerd!