9 maart 1586 : Afrekening
Op 9 maart 1586 wordt bepaald dat 'Arien Willemsen als getrout hebbende Neelken Gheerloffsdr, die eerste ten echte gehadt heeft Aert Dircxsen zaliger' alle goederen krijgt, die Neelken en Aert in leven onverdeeld samen hadden en de beide broers van Aert Dircxsen. Henrick en Dirck Dircxsen treden op als voogden voor het nagelaten weeskind van Aert Dircxsen en Neelken Gheerloffsdr, met 'naemen Aert Aertsen'. In deze akte koopt Arien Willemsen het kind uit door hem 50 Karolus gulden te geven wanneer hij 18 jaar oud is. Tien maanden later, op 30 januari 1588, krijgt het weeskind (maar nu blijkt het een dochter te zijn) Aertken Aertsdr. 50 gulden aan geld van haar grootmoeder Marij Dircxsdr, weduwe van wijlen Dirck Henricxsen. De beide zoons van Marij Dircsdr (Henric en Dirck) erven de gehele boedel. De grootmoeder koopt het kind dus ook uit. Overigens koopt Aert Dircxsen op 11 december 1571 van Emmeken, dochter van Willem Dobbe zaliger, een 'huijs ende hoffstadt, griendinge ende bepotinge sulcx gelegen is aen den Leerdamschen dieffdijck, boven Cornelis Gerritsen Swanck ende beneden die naecomelingen van Pauwel Aerts, streckende vande oestslagen aff, tot die Geersloot toe.' Aert stelt als onderpand 4 mergen in de polder de Geeren, welke recht voor zijn huis lag.
18 juli 1593 : Onroerend goed
Op 18 juli 1593 geeft de Hogendijk-Heemraad Hendrick van Veen Berntsen aan Adriaen Willemsen Deventer het 'recht en gerechtigheden van dijck en dijckhandelinge op Nieuschaijck, streckende vande halven Geersloot aff tot de halven dijcksloot ofte Langen Willecen toe ende die mede boven naastgelant is Aert Hermensen ende beneden Adriaen Willemsen voors. Ende gelooffde hem deselve opdracht te waeren ende alle voorcommer aff te doen nae den rechten vanden Landen, daer onder stellende ende hypotequerende die Oostlangen ende het halff weerken lants daer teijnden aen gelegen.' Hier wordt bepaald door het polderbestuur dat het stuk dijk tussen Aert Hermens en Adriaen Willemsen Deventer, door Adriaen onderhouden moest worden; zo niet, dan kostte hem dat het land dat als onderpand aangegegeven was. In een akte hiervoor heeft Lucas Dircxsen deze dijkhandelinge verkocht aan Henrick van Veen Berntsen. Bijna twee jaar later, in maart 1595, memoreren de schepenen van Leerdam het volgende: 'Memorie in dese jaere van 95 in Marti was het hoegenwater noot, oversulcx dat die Betuwe doerbraeck mit den Dortschen we.. omtrent Hartogsvelt ende 't water stont voor den dijefdijck, op ten dijck, oock was de waeldijck duergebrocken, dat Asperen ende Heukelum . . . met haere naeburen mede blanck stonden.' De dijk was dus doorgebroken bij zijn huis.
22 juni 1600 : Functie
Waarsman of heemraad
22 juni 1600 : Rechtzaak
Op 22 juni 1600 in een proces tussen Steven Corneliss van Hundert (de eiser) en Theunis Theunissen (Cool) en Adriaen Willemsen Hertoch (verweerders), blijken Theunis en Adriaen beiden gezworenen te zijn. Ze zijn dan waarsman of heemraad. De schepenen wijzen hier op de goede manieren van beide partijen. Op 25 januari 1601 vervolgt Jan Henricxsen (waarschijnlijk de man van Marijken Willems, de zuster van Adriaen) Adriaan Willems den Hertoch, voor een zekere kwestie. Op 8 december 1602 zijn Claes Deventer, Ghijsbert Willemsz. Deventer, Adriaen Willemsz. Hertoch en de weeskinderen van Jan Henricxs, geprocureerd bij Marijken Willemsdr, gezamenlijk erfgenamen van Anna Willemsen, die gehuwd was met Frans Theunissen. Adriaen krijgt 40 Karolus gulden en samen met zijn broer Gijsbert nog 3 mergen land op Middelkoop, genaamd den Hoefcamp, en nog 2 mergen land op Cleijn-Oosterwijk, te weten de Braekgraeffscamp. Op 6 februari 1603 beloven Claes Willemsz., Ghijsbert Willemsz. en Adriaen Willemsz. Deventer, gebroeders, en de weeskinderen van Jan Henricxsen een oude schuld van hun zwager Frans Thonisz van 132 Karolus gulden te betalen aan Herberen Fleuren. De betaling vindt plaats op 13 juni 1610.
26 januari 1608 : Onroerend goed
Op 26 januair 1608 geeft Gijsbert Willemsen Deventer aan zijn broer Adriaen Willemsen Deventer een mergen land gelegen op Hooch-Oosterwijck 'onverscheiden ende onverdeijlt met den voornoemde Adriaen Willemsen, streckende voor vande halven Broeckgraeff aff, tot Cornelis Heijndricks en Jan Heijndricks weeskinderen halven dwarssloot toe, boven gelant onsen Ed. Heere ende beneden de Vicarije tot Heuckelum. Op 2 november 1611 geeft Arien Willemsen Deventer aan Cornelis Jansen Verhups (de zwager van zijn broer Gijsbert) de 2 mergen land op Hooch-Oosterwijck. Arien stelt als onderpand (vanwege de schulden op dat land) zijn hofstede aan de Leerdamse Diefdijk, boven belend Aert Aertsen en beneden Jan Dircksen, strekkende van de Nieuschaijckse halve dwarssloot af tot de halve wetering in de Geeren toe. Verder geeft op 20 mei 1612 Adriaen Willemsen Deventer aan Gijsbert Willemsen 2 mergen land op Hooch-Oosterwijck genoemd de 'Hoefcamp', 'strekkende van Willem Aelbertsen halven dwarssloot aff, tot de halve middelweteringe toe, boven Jacob Berentsen cum suis ende beneden Aert Verlaer Brouwer tot Culemborgh'.
8 juni 1613 : Rechtzaak
Op 8 juni 1613 is er een proces tussen Sr. Johan de Bije, als gemachtigde van Sr. Dirck Dobben, Auditeur van de rekenkamer van Aertshertoge van Rijssel, als eiser, en Arien Willemsen Deventer, Jan Dircxsen, Jan Jansen Mol en de erven van Otten de Leeuw als gedaagden. Hierin vonden kennelijk de gedaagden de koop (vermeld in een akte gedaan voor de schepenen van de stad Cortrijke in Vlaanderen op 11 augustus 1610) van het land in de polder de Geeren, te duur. De schepenen van Leerdam concluderen echter van niet. De gedaagden moeten de gestelde prijs betalen. Voor Adriaen Willemsen Deventer betreft het 4 mergen in de Geeren, strekkende van de Cuijlenborgse Vliet af tot de halve Geersloot toe, boven belend de weduwe van Thonis Thonissen Cool en beneden de Kartuizers buiten Geertruidenberg en dat met een last van de erfrente van 12 gulden per jaar die de voornoemde Kartuizers daarop sprekende hebben. Adriaen koopt dit voor 975 gulden. Op 2 april 1614 is Leendert Franken borg voor Dobbe. Op 11 mei 1614 heeft Adriaen betaald. Zo ook de anderen, te weten Jan Dircxen 4 mergen, Jan Jansen Mol 3 mergen en Willem Otten de Leeuw ook 3 mergen.
12 mei 1614 : Rechtzaak
Op 12 mei 1614 worden Arien Willemsen Deventer en Cornelis Thonissen als waarsluiden van de polder de Geeren gedaagd voor de eiser Hugo van de Velden, de schout van Leerdam; de schepenen wijzen hen echter op goede manieren. We weten niet waarvoor ze procederen. Op 4 februari 1619 heeft Arien Willemsen Deventer als waarsman van de Geeren vastgesteld in het bijzijn van de schepen Jan Paschier van Dongen dat Herberen van Buijtendijck als schout van den Broeck 4 gulden interest over het jaar 1614 krijgt. Op 9 december 1621 compareren Jan Dircksen Stootniet en Cornelis Theunissen Cool 'ende hebben gelicht (het heffen van een belasting) uijt handen vande Schepen Dongen' de som van 4 gulden, die op 4 februari 1619 'onder hen geconfigneert waren ten behoeve van Herberen van Buijttendijck als schout van Broeck bij Arien Willemsen Deventer als dier tijt waersman van de Geeren.' De schepen van Dongen zal hen vrijhouden van kosten. Op 17 januari 1622 wordt hij (met een aantal anderen) veroordeeld tot het betalen van een boete van 50 gulden en de kosten, en wel 'over 't feijt van het affgraven van de Nieuschaijcksen Cade bij hem ..te geven voor saet? geplacht.' Op 29 mei 1623 is hij schuldig aan een geldschieter Anthonis Ariensen Focker een rente van 6-5-0 gulden per jaar voor de som van 100 gulden. Hij stelt als onderpand de 4 mergen in de Geeren, boven belend Theunis Theunis Cool en beneden de Furstliche Generael, strekkende van de Culemborgsche vliet af tot de halve Geersloot toe. Dit is betaald op 30 januari 1639. In een volgende akte stelt Arien Willemsen Deventer zich met als zijn goederen borg voor zijn zoon Geerlof Ariensen, die ook aan Anthonis Ariensen Focker een jaarlijkse rente van 15 gulden schuldig is voor het lenen van 300 gulden. Dit is betaald op 24 april 1647.
tussen 25 juni 1626 en 1628 : Onroerend goed
Op 25 juni 1626 moeten Arien Willems Hartoch en Dirck Jochums betalen voor de huur van land in 1624 en 1625 aan Jonker Hermen van Ittersum. Deze Van Ittersum heeft land vlakbij de hofstad van Arien. Op 12 juli 1626 leent Arien Willemsen Hartogh weer geld van de vrouw van Focker (Grietien Melsen), te weten 150 gulden met een rente van 9 gulden 15 stuivers per jaar. Weer stelt Arien als onderpand de 4 mergen in de Geeren, boven belend Thonis Thonis Cool en beneden Prins van Orange. De lening is terugbetaald op 23 juni 1640. De laatste vermelding van Arien tenslotte is een pachtcontract. In 1628 pacht Arien Willemsen Hartoch land aan de Diefdijk om 17 schilt 'den hoop'. Zijn borgen zijn Geerlof Ariens en Willem Otten. Geerlof was eerder pachter daarvan.
Laatst gewijzigd:
29 augustus 2021
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-53572
Gekopieerd!