Stamboom van Hagenbeek

Wybrand Simonsz de Geest

Vader: Simon Juckesz de Geest
Moeder: Wyts Wybrandtsdr
  • Geboren: op 16 augustus 1592 te Leeuwarden
  • Kunstschilder, zilversmid
  • Overleden: tussen 1659 en 16676 (ongeveer 67 jaar oud) te Leeuwarden6

zijn opleiding kreeg hij eerst van zijn vader Simon Juckes de Geest en van zijn oom Doude Juckes de Geest. Hij reisde in 1614 via Parijs naar Rome en verbleef daar enige jaren. Vanaf 1621 bleef hij in Leeuwarden werken en kwam in dienst van Johan Willem Friso als hofschilder. Was een leerling van Abraham Bloemaert. Wybrandt is Rooms Katholiek en trouwt voor de magistraat.
CBG Jaarboek 1948, pag. 188 e.v. Wijbrand Simonsz de Geest werd in 1592 geboren als zoon van Simon Juckes de Geest, glasschilder en stadsbode, en Wyts Wybranddr; 16 October 1622 trouwde hij "Hendrikien Ulenburchs", een achternicht (geen zuster) van Saskia van Uijlenburg, die in 1630 met Rembrandt in het huwelijk trad. De Geest beleed de Katholieke godsdienst. Zie hierover: Dr. A. Wassenbergh, Reisindrukken van den Franschen Gezantschapsecretaris Charles Ogier uit Friesland en Groningen in het jaar 1636, in: de Vrije Fries, deel 37. De Portretkunst in Friesland in de 17e eeuw D.A. Wassenbergh Juist in de overgang van het Fries Stadhouderschap keert een jong Fries schilder, na lange jaren in Frankrijk en Rome verbleven te hebben, zoals blijkt uit een in de Provinciale Bibliotheek van Friesland bewaard album amicorum, naar zijn geboortestad Leeuwarden terug. Deze meester, de 23-jarige Wijbrand de Geest, de Friese Adelaar, zoals de bent hem in Rome noemde, beschikte over een vlot talent, een talent dat niet alleen bij de Friese adel en burgerij, maar ook bij de mensen van het Hof ten zeerste in de smaak zou vallen. Spoedig reeds na zijn terugkomst krijgt De Geest gelegenheid zijn talent te tonen. In 1621 schildert hij de portretgroep van de Leeuwarder familie Verspeeck, thans in het museum te Stuttgart, en schept daarmede een van zijn meesterwerken. Spoedig beginnen de opdrachten van het Stadhouderlijk Hof en de Friese adel te komen. In 1625 ontstaan de grote kniestukken van Jurjen van Ripperda (met de fraaie handschoenen) en die van zijn vrouw Catharina van Dekema (afb. 9 en I0), welke behoren tot de collectie der familie Van Wageningen op Dekama State te Jelsum. In hetzelfde jaar komt, voor zover wij uit de bestaande portretten kunnen nagaan, de eerste opdracht van het Stadhouderlijk Hof en schildert De Geest het charmante portret van Prinses Elisabeth op de leeftijd van 4 jaar en 5 maanden: zij is hetzelfde prinsesje dat twee jaren tevoren door Moreelse was geportretteerd. Terwijl kinderen in deze tijd steeds ten voeten uit worden geschilderd, was dit met volwassenen veel minder het geval en volstond men met borst- of kniestuk. In 1628 echter schildert De Geest ten voeten uit het levensgrote portret van Gerrolt van Juckema, thans op Epema-State te IJsbrechtum, en opent daarmede een reeks van portretten van dit genre, zowel levensgroot als in klein formaat, in een aantal zoals wij dat in geen andere provincie van ons land aantreffen. Het waren vooral de Friese Stadhouders en de officieren die zich op deze wijze lieten portretteren. In klein formaat komen zij in vele verzamelingen voor: in de collectie van wijlen Dr. van Aalst: de fraaie portretten van Ernst Casimir, Sophia Hedwich van Brunswijk la) en Johan Ernst van Nassau-Siegen, alle gesigneerd en gedateerd 1631; het Oranje-Nassau Museum te 's-Gravenhage is in het bezit van de portretten van Hendrik Casimir I (gesigneerd en gedateerd 1638) en van Willem Frederik, terwijl een groot aantal afbeeldingen van stadhouders en officieren uit de vroegere collectie van Sminia te Bergum, thans nog grotendeels bij de erfgenamen aanwezig is. Levensgrote portretten ten voeten uit, geschilderd in de trant van het portret van Juckema te IJsbrechtum, bevinden zich op Harinxma State te Beetsterzwaag en stellen voor Sophia van Vervou (1632) en haar man Wytze van Cammingha (1634). Uit deze tijd ongeveer zijn ook de grote afbeeldingen van Ernst Casimir en Hendrik Casimir 1 uit het Rijksmuseum en de portretgroepen van leden van de huizen Nassau-Siegen en Nassau-Dietz aanwezig op het Hof te Leeuwarden en in het Friesch Museum. Reeds in de 16e eeuw zijn in Friesland portretten ten voeten uit geschilderd, zoals die van Kempo van Martena (omstr. 1530). Worp van Ropta (1543) en van een dochter van Wilcko Holdinga en Haring van Roorda uit het einde dier eeuw. Het blijft bij deze enkelingen en wij kunnen niet zeggen dat Wijbrand de Geest in 1628 op een Friese traditie teruggreep. Veeleer heeft hij zich aangesloten bij de Hollandse schilders als Michiel Jansz. Miereveld, Jan Anthoniusz. Ravesteyn, Evert Crynsz. van der Maes, Thomas de Keyser en anderen, die in het eerste kwart der 17e eeuw begonnen waren portretten ten voeten uit te schilderen. Er valt overeenkomst te bespeuren tussen het portret van Wytze van Cammingha in 1634 en ,dat van Martin Day door Rembrandt van hetzelfde jaar, zonder dat hier directe gevolgtrekkingen uit zijn te maken. Het schijnt dat na 1640 de productiviteit van onze schilder is afgenomen. Uit 1645 kennen wij de Moreelse-achtige als herders geklede jongens van de collectie Van Welie te 's -Gravenhage, terwijl uit 1654 en 1659 respectievelijk de kinderportretgroep op Harinxma State te Beetsterzwaag en het grote ten voeten uit geschilderde damesportret uit het Rijksmuseum te Amsterdam, te noemen zijn. Bij deze opgave van hoofdwerken van De Geest zijn tot nu toe de portretten "en buste" buiten beschouwing gelaten: deze werden echter van den beginne af tot het laatst toe door hem vervaardigd. De eerste voorbeelden hiervan zijn de portretten van de schilder zelve en van zijn vrouw, Hendrikien van Uilenburgh (1629), beide sedert kort in het Friesch Museum als bruikleen van het Rijksmuseum, waar de schetsmatige portretjes van Hendrik Casimir I en Willem Frederik bewaard worden. Verder komen ze in vele particuliere collecties voor . Het Friesch Museum bezit een achttal van deze beeltenissen, waarvan die van Professor Johannes van der Sande ( 1638) en van Theodorus Saeckma van hetzelfde jaar de bekendste zijn. In de veiling bij Frederik Muller van 15 April 1947 waren het portret van Eva de Geest, de oudste dochter van de schilder (1652) en dat van een man, geschilderd in 1659. Laatstgenoemde is waarschijnlijk de echtgenoot van Eva, Adam Joseph Pynacker van Schiedam, waarmede ze volgens de gegevens van Dr. A. L. Heerma van Voss, 20 September 1658 in Dantumadeel trouwde. Het laatst gedateerde portret, dat ik van De Geest heb aangetroffen, draagt het jaartal 1660 en stelt voor een jeugdig officier met kuras en sjerp. Het is eigendom van het Friesch Genootschap. Ik heb met deze opsomming van schilderijen slechts een indruk willen geven van hetgeen door Wijbrand de Geest gemaakt werd, van volledigheid is hier geen sprake. We leren De Geest kennen als een vlot schilder, 'die, waar het nodig is, een zekere zwierigheid weet te bereiken, doch met evenveel gemak de robuustheid der Friese edelen en hunne vrouwen, als de charme hunner kinderen weergeeft. Hij is niet vrij van manier, invloed van Rubens en van Van Dijck valt waar te nemen. Zijn kunst is beheerst; uitbundigheid zoals bij Frans Hals moeten wij niet bij hem verwachten en zou stellig zijn zitters niet welkom zijn geweest. Zij sluit zich aan bij de realistische Utrechts-Haagse hofkunst, waarvan Michiel Mierevelt, Moreelse en Ravesteyn de grote vertegenwoordigers waren. In zijn latere stukken is ook de Amsterdamse invloed van van der Helst te bespeuren. Uit het reeds eerder genoemde Album amicorum valt af te leiden ,dat De Geest in 1613 en 1614 leerling is geweest van Abraham Bloemaert te Utrecht. Waar hij tot die tijd geweest is, weten wij niet met zekerheid, daar schilderstukken uit die vroege tijd, waaruit wij iets zouden kunnen afleiden, niet bekend zijn. Zijn eerste opleiding heeft hij waarschijnlijk genoten bij zijn vader Simon Juckes de Geest, die echter reeds vóór 1604 stierf, en bij zijn oom Doede Juckes, beiden glasschilders te Leeuwarden. Ook lijkt onderricht van de Vlaamse Emigrant, gezien de overeenkomst tussen de al eerder genoemde Tjaarda van Starkenborch -Grovestins portretten met die van Jurjen van Ripperda en Catharina van Dekema, niet onmogelijk. Verder zal de reis door Frankrijk en Italië tot zijne vorming hebben bijgedragen, terwijl invloed van de zoëven genoemde schilders uit de Utrechtse en Haagse school onmiskenbaar is. C. Hofstede de Groot: Het vriendenalbum van Wijbrand Simonszoon de Geest, Oud-Holland 7 (1889) zie ook: D.J. van der Meer: Ulenburg, Genealogysk Jierboekje, 1971, pag. 74-99. ANF 1890, kolom 170 CD -rom pag. 214 VIIe Jaargang. 3e afl. Bijdrage tot de biographie van Pieter de Hoogh; Jacob Cats en zijne omgeving, naar aanleiding van de handschriften in het museum Catsianum; Iets over den Allerheiligen vloed; Twee concurrenten van de eerste West-Indische Compagnie; Arent van Bolten van Zwolle; Jan Pietersze Coppelstock; Het vriendenalbum van Wibrand Symonszoon de Geest

Relaties:

Gehuwd met Hendrikje Fransdr van Uylenborch (1600-1682)

Bronnen:

1. Genealogysk Jierboek 2024, Parenteel Simon Juckes de Geest blz. 112024
2. De Nederlandsche Leeuw blz/akte Jrg. 1976, 96, kolom 401883
3. Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie blz. Jrg. 1948, pag. 188-2051947
4. Het huwelijk van Adam Pijnacker en Eva Maria de Geest blz. pag. 188-2051969
5. Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie blz. Jrg. 1981, pag. 1681947
6. Wybrand de Geest en het belang van een sterk netwerk blz. 5okt 2013
7. Wybrand de Geest blz. 291982

Dossier:


Laatst gewijzigd: 18 november 2020
link: https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-4611 
Kopieer permalink
Gekopieerd!
...rapport wordt opgesteld... een ogenblik...

...rapport wordt opgesteld... een ogenblik...

Database: GensDataPro 3.1