Stamboom van Hagenbeek

Engelbert II van Nassau-Dillenburg

Vader: Jan IV van Nassau
Moeder: Maria van Loon en Heinsberg
  • Geboren: op 17 mei 1451 te Breda
  • Overleden: op 31 mei 1504 (53 jaar oud) te Brussel

pas 21 jaar oud was Engelbert toen hij in 1473 tot ridder werd geslagen in de orde van het Gulden Vlies. Engelbert 11, graaf van NassauDillenburg en Vianden en Heer van Breda, was daarmee een der jongste ridders van die orde ooit. Hij groeide op aan het Bourgondische hof en was vertrouweling van de opeenvolgende vorsten Karel de Stoute,
Maximiliaan van Oostenrijk en Filips de Schone. Handig en slim als hij was, wist hij zich een onmetelijke rijkdom en een zeer belangrijke positie te verwerven. Hij was ook stadhoudergeneraal der Nederlanden. In al zijn functies was hij zeer loyaal aan de vorst. Tegenover deze goede karaktereigenschap stond dat hij ook zeer trots, driftig en koppig kon zijn. Zo wordt van hem verteld dat hij opdracht kreeg van keizer Maximiliaan om diens zoon Filips de Schone in Mechelen op te halen. Toen hij daarin werd gedwarsboomd door Margareta van Vork en het stadsbestuur van Mechelen, ontstak hij in woede. Om zijn woede te bekoelen liet hij de grachten van Mechelen dempen, een in die tijd vernederende, maar voor een stad ook zeer gevaarlijke straf.
Engelbert was keurig getrouwd met Cimburga van Baden, een volle nicht van de Duitse keizer Frederik III. Zij schonk hem evenwel geen kinderen, anders was hij misschien wel de stamvader van het Nederlandse vorstenhuis geworden. Nu erfden zijn rechten en bezittingen op de zonen van zijn broer en als zodanig is hij een oudoom van Willem van Oranje, de vader des vaderlands. Engelbert was blijkbaar niet zelf degene die onvruchtbaar was, want van hem zijn in ieder geval twee bastaardkinderen bekend: een zoon Engelbert en een dochter Barbara die later priores in het klooster van Bavel zou worden. Nu was het verwekken van bastaardkinderen absoluut niet ongebruikelijk in de late 15de en het begin van de 16de eeuw. Het leek zelfs wel haast (althans onder de adel) tot een modeverschijnsel te zijn geworden. Toch maakte Engelbert het blijkbaar wel erg bont, want op de jaarlijkse kapittelvergadering van de ridders van het Gulden Vlies werd hij tot twee maal toe (in 1481 en in 1491) op de vingers getikt voor zijn losbandige levenswandel.
Zijn collega-ridders vonden hem een 'saletjonker en een rokkenjager'. Waarschijnlijk is zijn losbandigheid hem noodlottig geworden. Toen in 1966 de koninklijke grafkelder in de kerk van Breda geopend werd om onderzocht te worden, bleek het skelet van Engelbert een schoolvoorbeeld van syfilis. Zijn botten waren zwaar aangetast door de ziekte. Met name was dit goed te zien aan zijn schedel, waar op bepaalde plekken het bot is opgelost en is begonnen te scheuren. Ook aan de botten van zijn handen en onderbenen waren zeer duidelijke plekken waar te nemen waar het bot was opgelost. In de praktijk heeft dit betekend dat Engelbert veel pijn in zijn botten en gewrichten moet hebben gehad, huiduitslag en zweren over zijn hele lichaam en veel koorts en hoofdpijn. Syfilis is waarschijnlijk pas na de ontdekking van Amerika in 1492 in Europa terechtgekomen. Het heeft hier in ieder geval een verwoestende uitwerking gehad. Misschien was Engelbert wel een van de slachtoffers van de grote epidemie van 1495. Hij is er in dat geval dan wel niet direct aan overleden, maar de laatste negen jaar van zijn leven zullen geen pretje zijn geweest. Je zou bijna zeggen: eigen schuld, dikke bult

Relaties:

Gehuwd met Cymburga von Baden Baden (1450-1501)
  • Huwelijk: op 19 december 1468 te Koblenz

Bronnen:

1. Genealogie van Nassau blz. 402009
2. Stoute Schoenen blz/akte 3222024

Dossier:


Laatst gewijzigd: 18 november 2020
link: https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-4264 
Kopieer permalink
Gekopieerd!
...rapport wordt opgesteld... een ogenblik...

...rapport wordt opgesteld... een ogenblik...

Database: GensDataPro 3.1