Stamboom van Hagenbeek

Vader: Ulrich van Laurenburg graaf van Idstein
Moeder: Demudis van Arnstein

• Vermeld 1124-1152

de Nassaus komen het eerst voor als leenmannen van het aartsbisdom Keulen, Zeker is, dat ca. 1080 de eerst bekende Nassau, Rupert geheten, als getuige een schenking van goederen in Siegerland bekrachtigt, waarvan de Nassaus in de twaalfde eeuw als vazallen van Keulen het graafschap bezaten. Toen zij in 1224 de stad Siegen wilden stichten, moesten zij aan de aartsbisschop van Keulen de helft van hun rechten afstaan. Van dit condominium getuigt nu nog het wapen van Siegen: boven de stadspoort de aartsbisschop, daaronder de Nassause leeuw.
Vanuit Siegerland zijn de graven opgedrongen naar het Beneden-Lahndal, dank zij het huwelijk van een van hen met een dochter van graaf Lodewijk II van Arnstein (een nu nog bestaand, prachtig gelegen klooster).
Omstreeks 1100 vererfde hun bezit op de graven van Laurenburg aan de Lahn, naar wier burcht, een thans nog gemakkelijk bereikbare massale ruïne, zij zich noemden. Van
de Laurenburg uit bouwde Rupert, vader van de gebroeders Rupert en Arnold, vóór 1124 de burcht Nassau, die aan het geslacht zijn uiteindelijke naam gaf. Zij zijn dan voogden van het Domstift Warms, dat eigenaar was van de grond waarop de burcht gebouwd was, welke grond behoorde tot het in Weilburg gecentraliseerde grondbestuur, dat zij nog in de eerste helft van de twaalfde eeuw verwierven. In 1159 werden zij door de aartsbisschop van Trier met hun Burg Nassau beleend. Nog in de loop van de twaalfde eeuw schijnen zij een verbinding tussen hun bezittingen aan de Lahn en die in Siegerland tot stand gebracht te hebben, doordat zij van het Rijk goederen in leen verwierven, vooral gelegen aan het riviertje de Dill, in de omgeving van Herborn en Haiger.
Daar bouwde in het begin van de dertiende eeuw graaf Hendrik de Rijke van Nassau (1197-1247) de sterkte Dillenburg. Om diezelfde tijd hebben de graven van Nassau in grote delen van Siegerland met de stad Siegen de landshoogheid gehad.