Jan Dircksz. Timmerman alias van Driel te Groote Lindt zou vernoemd kunnen zijn naar zijn mogelijke grootvader, de voornoemde Jan Geritsz. Het is opmerkelijk dat Jan Dircksz. een dochter Teuntje noemde. Wellicht had hij dit kind dan vernoemd naar zijn veronderstelde tante Thontken Jansdr., de vrouw van Jan Cornelisz. Timmerman.
Laatstgenoemde was wellicht timmerman van beroep en dit beroep strookt geheel met het milieu der latere familie van Driel. Toevalligerwijs kocht Jan Dirckxssen Timmerman
(van Driel) in 1643 te Groote Lindt een boomgaard welke belend was aan die van de voornoemde Jan Cornelissen Timmerman. Al met al heb ik tot op heden nimmer de familienaam van Driel in deze oudere familiegroep uit Groote Lindt aangetroffen en ontbreekt nog elk bewijs dat Jan Dircksz. van Driel uit deze groep stamde. Enige aanwijzingen zijn er mijns inziens echter wel voor aan te voeren en in elk geval kan het hier voorgenoemde bij voortgezet onderzoek van belang blijken te zijn.
Jan Dircks van Driel (timmerman te grote Lindt, huistimmerman en gemeenlandstimmerman, sluiswachter en pachter van het windrecht te Kleine Lindt. Schepen 1669-'70, heemraad 1672
van Kleine Lindt. Het zou kunnen zijn dat Jan ook een kleine herberg dreef, want op 12 april 1665 was hij als eiser gewikkeld in een zaak tegen de weduwe en erfgenamen van Cleys Damise, van wie hij een betaling van 69 guldenen
8 stuivers eiste, "over verteerde costen dat tot sijne huyse is verteert". (dit is het geslacht van Driel uit de Lindt waar de "Uyterlindes" van afstammen), overl. tussen 3-4-1672 en 4-8-1673, tr. (2) 8-10-1651, "Jan Dircksen (van Driel) wed. won. in de groote Linde x Maijken Melsen(Cronenborg).
Jan tr. 1e Aerjaenken Cornelisdr. overl. ca. 1634, tr. 2e Geertje Gerritsdr. overl. 1651 In het zelfde jaar van zijn vrouw Geertjes overlijden vond Jan.
In 1636 werd Jan voor het eerst in de bronnen aangetroffen en wel toen zijn tweede huwelijk in het trouwboek van Heinenoord werd opgetekend. Van Groote Lindt, de plaats waar ondertrouw en trouw geschiedde, is uit die tijd geen trouwregister bewaard gebleven. Jan stond aanvankelijk in de Lindtse gemeenschap bekend met de toenaam "timmerman", welke dus aan zijn beroep ontleend was. In de zeventiende eeuw treft men in Groote-en Kleine Lindt meerdere ambachtslieden aan, met name timmerlieden en metselaars. Op het eerste gezicht lijkt dit wat vreemd in dergelijke kleine boerengemeenschappen.
Waarschijnlijk echter waren deze ambachtslieden werkzaam bij de wederopbouw van het in 1572 door de Spanjaarden verwoeste kasteeltje Develsteyn in Groote Lindt. De toenmalige sloteigenaar Willem van Diemen had zijn behuizing in 1570
om veiligheidsredenen verlaten en na zijn dood verkochten zijn kinderen de ruine in 1594 aan Willem van Beveren. Nog datzelfde jaar werd begonnen met de opbouw van het kasteeltje en aangenomen mag worden dat toen allerlei ambachtslui werden aangeworven, waarvan sommige wel met hun gezinnen in Groote Lindt zullen zijn neergestreken.
Zou Jan Dircksz. van Driel tot een dergelijke familie hebben behoord? Dit lijkt wel voor de hand te liggen. Aan de opbouw en verfraaiing van het kasteeltje werd jarenlang -mogelijk met tussenpozen- gewerkt. Zeker nog in de dertiger jaren van de zeventiende eeuw werd in opdracht van Mr.Cornelis van
Beveren, zoon van de voornoemde Willem, aan het slot gewerkt. Het is mogelijk dat de meeste van de gerecruteerde werklieden uit Dordrecht kwamen, want waar anders zouden de van Beverens- een der voornaamste families in die stad-in de
eerste plaats naar geschikte werklieden hebben uitgezien ?.
Is het niet opmerkelijk dat juist in die stad de naam van Driel al zeer oud is en dat juist daar de bakermat lijkt te liggen van al die latere boerengeslachten op IJsselmonde en in de Hoekse Waard?
Op 22 maart 1641 kwam Jan Dircxsz. timmerman, wonende in het dorp Groote Lindt, als vader van zijn omtrent 9 jaar oude kind Aerjaenken Jansdr., nagelaten bij zijn huisvrouw Aerjaenken Cornelis., aan de ene zijde, met ArienHeyndrickxen,
getrouwd met Janneken Cornelisdr., wonende in Heeroudelandsambacht, alsmede voogd, en zich sterk makende voor de in Ridderkerk wonende Jacob Cornelisz.,
aan de andere zijde, tot uitkoop van het moederlijk erfdeel van het kind. Jan zou in d boedel blijven zitten en zijn dochter moeten opvoeden enz. tot de leeftijd van 15 jaar en vervolgens dan als moederlijk bewijs 50 gulden aan haar, of bij haar vooroverlijden aan haar erfgenamen, moeten uitkeren.
Het is enigszins opmerkelijk dat deze akte pas vijf jaar na het tweede huwelijk van Jan werd opgemaakt. Doorgaans werd een dergelijke overeenkomst kort voor het hertrouwen vastgelegd. Huych Gijsbrechtsz., heemraad van Groote Lindt, transporteerde op 20 februari 1643 omtrent 50 roeden boomgaard en beplanting "aen den kerck wech" aldaar in het dorp Groote Lindt wonende Jan Dirckxssen timmerman. Aan de noordzijde was dit perceel belend aan het schoolhuis en aan de oostkant van de kerk van Groote Lindt. Aan de zuidzijde is 'den bogaert van Jan Cornelissen timmerman als
belending genoemd. Deze persoon zou een aangetrouwde oom van Jan kunnen zijn geweest.
Op 26 februari 1651 maakten Jan Diricxs van Driel, huystimmerman, en Geertgen Geerits, echtelieden wonende in de Lint, zij ziek zijnde, te Dordrecht een mutueel testament. De langstlevende zou voogd zijn over hun gezamenlijke kinderen en deze moeten opvoeden etc. Indien Jan de eerst stervende zou zijn, moest zijn weduwe aan zijn voordochter een "cleet" "naer de staet en gelegentheyt van sijnen boedel" geven. Indien zij zonder gezamenlijke kinderen zouden komen te overlijden zou de langstlevende van hen beide 3 Car.gld aan de erfgenamen ab intestato van de eerstgestorvene uitreiken.
Binnen enige maanden zal Geertgen zijn gestorven en nog in datzelfdejaar 1651 vond Jan een nieuwe levensgezellin in het naburige Kleine Lindt.
Gehuwd (1) circa 1630 met Aerjaenken Cornelisdr. Overleden 1632-1636 te Groote Lindt.
Gehuwd voor de kerk (2) op 24-02-1636 te Heinenoord(hervormd/gereformeerd) met Geertken (Geertgen) Gerritsdr. J.d.van Asperen wonend Heinenoord, overleden 1651-1651 te Groote Lindt.
Gehuwd voor de kerk (3) op 08-10-1651 te Heerjansdam(hervormd/gereformeerd) met Maijke Melsdr (Melchiorsdr.) Croonenburg. De derde vrouw van Jan Dircksz. van Driel bracht heel wat "opmerkelijk bloed" in deze familie van ambachtslieden en boeren.
Op 11 juni 1652 bevonden Jan Dircksz. van Driel en Mayken Melsen zich op het slot Develsteyn in de Lindt, alwaar Cornelis van Beveren, ridder, heer van Strevelshoek, West-IJsselmonde en Kleine Lindt, zetelde. Van Beveren gaf die dag aan van Driel een buitendijks gelegen erf "naest den opslagh van Develsluys
aen de oostsijde van dien" in erfpacht uit. Tevens aan hem "den windt van mijn corenmolen aldaer bij den voornoemde van Driel te stellen ende onderhouden tot zijnen costen ende baeten, sonder dat wij op den voorsegde molen nu noch naermaels, voor althoos, het was boven de voorsegde erfpachten sullen
pretenderen.
Van Driel zou voor dit alles jaarlijks een bedrag van 24 Carolus guldens betalen. Als zekerheid voor deze jaarlijkse betaling stelde van Driel zijn huis op het voornoemde erf, "als oock den voorsegde coren-molen binnendijcx aen ende annex d'oostzijde van de sluys" en zijn tractement als sluiswachter en
gemeenelandstimmerman.
Tevens is nog de volgende passage in deze overeenkomst opgenomen: "endesal oock de schutskoy alleenlijck met het hout dat daer nu is versetten terplaetse men hem ordonneren sael buytendijcx". Jan ondertekende de akte als "JanDircxsz.
van Driel" en zijn vrouw plaatste een handmerkje. Deze overeenkomst zou voor het gerecht van Kleine Lindt gepasseerd worden wanneer de heer van Beveren dit
believen zou en niet lang nadien -op 14 juli 1652- had dit metterdaat plaats.
Kennelijk na zijn huwelijk met Mayke Croonenburch vestigde van Driel zich vanuit Groote Lindt in Kleine Lindt. Hij kreeg aldaar wellicht belangen dank-zij zijn derde vrouw. Een akte van 16 april 1653 te Kleine Lindt spreekt van "het huys ende erf van Jan Dyrkxsen van Driell, sluiswachter ende gemeennelandt timmerman" als belending. In een akte van 9 juni 1653 komt een
Jan Dirckx voor als belender in Kleine Lindt. Waarschijnlijk betrof ook dit van Driel. Op een openbare verkoping te Kleine Lindt ten behoeve van het weeskind van Bastiaen Leendertsen Bleijcker kocht Jan Dircxz. "twee hoofdkussens"voor 3
gld. en "een kroonmet twee kandelaers met vijf lepels" voor 1 gld.10 st.
Het zou kunnen dat van Driel ook een kleine herberg dreef, want op 12 april 1665 was Jan Dircxz.van Driel als eiser gewikkeld in een zaak voor hetgerecht te Kleine Lindt tegen de weduwe en erfgenamen van Cleys Damise, van wie hij betaling van 69 gulden en 8 stuivers eiste "over verteerde costen tot sijnen
huyse is verteert". Lenaert Cleysen Schipper, wonende in het ambacht Kleine Lindt, transporteerde op 5 juli 1665 aan Jan Dirccxen van Driel een buitendijks gelegen boomgaard en griend aldaar, hetwelk aan de oostzijde o.a. aan van Driel
was belend. Een akte te Kleine Lindt van 15 november 1666 spreekt van "Jan Dircksen onsen gerechtsbode".
Kennelijk is hij dan ook identiek met de Jan Dircxken als belender te Kleine Lindt in akten gedateerd 22 april en 12 augustus 1666. De jaarrekening van de Develpolder van Groote - en Kleine Lindt over het jaar 1669 maakt melding van
een betaling van 16 stuivers aan Jan Dircxs timmerman "van arbeytsloon blijckende bij sijnne declaratie". Hij ondertekende de jaarrekening als "Jan Dircksz.van Driel". In de jaren 1669 - 1670 komt van Driel voor als schepen van Kleine Lindt, terwijl hij in 1672 als heemraad van genoemd ambacht vermeld is
gevonden. Meeuwis Jans Jongeruyter, wonende op Heerjansdam transporteerde bij akte van 24 februari 1672 aan Jan Dircxs van Driel. "onse medeheemraet", ca 1 1/2 hond weiland "met de voet gestooten int noortendt van den Hoogen Nesse sijnde de twaelf roeden van de Swijndreghsen Waert".
Op 3 april 1672 trad Jan Dircksz.van Driel te Heerjansdam nog op als getuige bij de doop van zijn kleinzoon Jan Willemsz.(de) Gelder, maar op 4 augustus 1673 bleek hij niet meer in leven te zijn, daar Maycke Melsen, weduwe van Jan Dircks van Driel, wonende op Heerjansdam zich toen borg stelde voor de gebroeders Pieter en Willem Ariens te Kleine Lindt. De rekening over het jaar 1670 van de Develpolder spreekt reeds van de weduwe van Jan Dircxs van Driel, die geld te
vorderen had vanwege door wijlen haar man verrichte werkzaamheden en leverantie. Het is duidelijk dat de afrekening over het jaar 1670 na het overlijden van van Driel moet hebben plaatsgevonden. Op 12 november 1673 spreekt een akte van de weduwe van Jan Dircxsz.van Driel als belender in het Volgerland van Kijfhoek en op 11 oktober 1674 compareerde de op Develsluys wonende Mayken Melsen Croonenburg, weduwe van Jan Dircxs van Driel, te Dordrecht. Joffrouw Pieternella de Jongh, weduwe van Hugo van Westcappel, wonende te Dordrecht, transporteerde op 12 februari 1675 aan de op Develsluis in het ambacht Kleine Lindt wonende Maeyken Mels Croonenburgh, weduwe van Jan
Dircxe van Driel, 1 merge 450 roeden land te Kleine Lindt. De koopceel was op 12 oktober 1674 voor de Dordtse notaris van Neeten opgemaakt en de koopsom bedroeg 700 Car.gld. met nog een "vereeringh" van 25 gld. voor de dochter van de verkoopster.
Mayken Mels, weduwe en boedelhoudster van Jan Dircxs van Driel,wonende op Develsluis onder Kleine Lindt, verklaarde bij akte gedateerd 27 januari1690 400 Car.gld.schuldig te zijn aan de Dordtse predikant de heer Henricus Francken. Voor deze geldlening stelde zij als zekerheid een huis met 350 roeden
weiland onder het Volgerland van Kijfhoek aan de Develzijde. Deze schuldbrief werd op 26 maart 1712 geroyeerd.
Op laatstgenoemde datum compareerden te Kijfhoek de kinderen en erfgenamen van Jan Dirckse van Driel en Maeycke Melse Kroonenburg zaliger, in hun leven gewoond hebbende te Kleine Lindt, te weten: Leendert van Nes, getrouwd met
Trijntie Jans van Driel. Jan Janse van Driel, Geertruy Jans van Driel,weduwe van Willem Franks Benschop, Pieter Kornelesse van de Fijnijert, getrouwd met Fijgie Jans van Driel.
Zij werden geassisteerd met de Heerjansdamse schout Rookes Leenheer, die namens hen een stuk weiland van 1 mergen 150 roeden land in het Volgerland van Kijfhoek aan de Develzijde, dat gemeen lag met 150 roeden van de armen van
Heerjansdam en aan de oostzijde belend was aan schout Leenheer, voor1300 gld. aan de onder de Kleine Lindt wonende Pieter Wouterse op Sluys transporteerde.
Op 27 januari 1706 was hun moeder evenwel nog in leven, want toen werder voor Bastiaen A.Gelder, weduwnaar van Lijsbet Jans, ten huize van Maeycke Mels op Develsluis een akte door de schout van Kleine Lindt opgemaakt. Deze Bastiaen
was wellicht een broer van Mayke's overleden schoonzoon Willem Gelder.Het feit dat er door de schout een akte ten hare huize werd opgemaakt lijkt er ook weer op te wijzen dat van Driel en zijn vrouw een soort herberg hebben gedreven, in
elk geval een enigszins openbare gelegenheid. Maeycken Mels, weduwe van Jan Dircxe van Driel, werd nog in tal van akten vermeld gevonden als belender te Kleine Lindt.
een nieuwe vrouw in Maijke Melsen Crooneburgh, geb. ca. 1630, overl. Gr. Lindt? tussen 27-1-1690 en 26-3-1712. Op 26 maart 1712 compareerde te Kijfhoek de kinderen en erfgenamen van Maeijke, n.l. Leendert van Es, geh. metTrijntje
Jans van Driel, Jan Janse van Driel, Geertruijt Jans van Driel, wed. van Willem Jans Benschop, Pieter "Kornelese" van de "Fijnaart", geh. met Fijgje Jans van Driel en Mels Jan van Driel. Zij werden geassisteerd door de Schout Rokus Leenheer, die namens hen een stuk weiland van 1 morgen en 150 roeden
transporteerde voor 1300 gulden aan Pieter Wouterse op Sluijs, dr. van Melchior Jans van Croonenburgh en Trijntje Cornelisdr. van den Bongaert, tr.(1) Heinenoord 24-2-1636 Jan tr. 1e Aerjaenken Cornelisdr, overl. ca. 1634, tr. 3e Maijke Melsen Croonenburg (voorouder)
Mutueel testament: 26 febr 1651 te Dordrecht.
Op 20 febr. 1643 transp. Huijch Gijsbrechtsz., heemraad van Grote Lindtomtrent 50 r. boomgaard en beplanting Aen de kerckwech" in het dorp Grote Lindt aan Jan.
Jan tr. 1e Ariaentje Cornelis en 3e Maeijcke Melden Cronenburgh (voorouder) Op 26 febr 1651 maakten "Jan Diricxs van Driel, huystimmerman",en Geertgen Geerits echtelieden" wonende te Lint, zij ziek zijnde, te Dordrecht een mutueel testament. Indien Jan eerst zou komen te overlijden , zou zijn weduwe aan zijn: voordochter een "cleet naer de staet en gelegentheyt van sijnen boedel" geven. Binnen enkele maanden stierf Geertje en nog in datzelfde jaar vond Jan een nieuwe vrouw.
Laatst gewijzigd:
18 november 2020
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-41102
Gekopieerd!