dat de tweede eega van Michiel de Wael inderdaad Geertruyt Engbrechtsdr. is geweest valt te lezen in het boek „Harlemias", hetwelk Schrevelius, de
Haarlemse geschiedschrijver, ongeveer 75 jaar na het Beleg het licht deed zien. Hij schrijft dan dat de Haarlemse brouwer Michiel de Wael in het jaar 1569,
tijdens de ambtsperiode van de gehate schout Jacob Foppesz., een berucht ketterjager, met deze in moeilijkheden geraakte wegens ketterse activiteiten van hemzelf en mogelijk ook van zijn eega Geertruyt Enbrechtsdr.
Beiden werden gevangen gezet (hetgeen speciaal voor een vrouw in die tijden iets verschrikkelijks moet zijn geweest) en het duurde meerdere maanden aleer het de „naeste vrunden en magen" van Geertruyt gelukte, haar tegen borgstelling vrij te krijgen.
Deze borgstelling werd door twee heren betaald, in de eerste plaats door de reeds eerder genoemde oudtresorier Adriaen Claesz. die verklaarde dat. Geertruyt een „zusterling" (nicht) van hem was, en tevens door Nicolaes Jansz. Guldenhoofd, genoemde aangehuwde neef van Geertruyt en dezelfde als de Haarlemse schepen Claes Jansz. die wij als aangetrouwd familielid ontmoeten bij de reeds meerdere malen vermelde huizenverkoop van januari 1579.
Laatst gewijzigd:
31 maart 2022
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-33332
Gekopieerd!