Vader:
Boudewijn IV van Vlaanderen
Moeder:
Otgiva van Luxemburg
- Geboren: ± 1013 te Atrecht
- Gedoopt: [[https://gw.geneanet.org/jimi55?lang=nl&pz=jean+michel&nz=leborgne&p=baudouin+v&n=de+flandre+hainaut+le+pieux+le+debonnaire]]
- Overleden: op 1 september 1067 (ongeveer 54 jaar oud) te Gent
- Begraven: te Gent (St. Pietersabdij]
Hij is geboren ca. 1013 en komt na zijn huwelijk in opstand tegen zijn vader maar wordt door hertog Robert van Normandië verslagen en moet zich verzoenen Oudenaarde 1030; graaf van Vlaanderen 1035; neemt actief deel aan de algemene opstand van Neder-Lotharingen tegen keizer Hendrik III 1044 en steekt de rijksburcht van Nijmegen in brand, maar wordt tot onderwerping gedwongen 1049/1050; door keizerin-weduwe Agnes bevestigd in het leen Zeeland bewesten Schelde 1056, regent ('procurator et bajulus') van Frankrijk 1060-67, is nog aanwezig bij de inwijding van de Sint-Baafs te Gent 9-5-1067, overl. ald. 1-9-1067, begr. ald. (Sint-Pieter), naar de plaats waar hij bij voorkeur resideerde bijgenaamd 'van Rijsel' ('de Lille', 'Insulanus), tr. Parijs begin 1028 Adelheid (Aelis) van Frankrijk, geb. ca. 1009 of ca. 1019, gravin van Coutance, sticht het klooster Mesen (Messines) bij Ieper, overl. Mesen 8-1-1079, begr. ald., wellicht weduwe van Richard III van Normandië (overl. 6-8-1027), dr. van Robert II 'de Vrome' ('le Pieux') koning van Frankrijk en diens derde gemalin Constante van Provence.
Zoon van Boudewijn IV; hij huwde ca. 1028 met prinses Alix van Frankrijk; hij werd door de Duitse keizer beleend met gebieden in Rijksvlaanderen en Antwerpen; hij was een zwager van koning Hendrik I van Frankrijk en was van 1060-1065 voogd over koning Filips I van Frankrijk; hij vergezelde Willem de Veroveraar (koning Willem I van Engeland) en huwde diens dochter Mathilde
Begraven midden in het koor van het door hem gestichte St. Pieterskapittel te Rijsel.
Omstreeks 1360 werd de St. Pieterskerk herbouwd; bij die gelegenheid werd op Boudewijns graf in het hoogkoor een tombe opgericht, blijkbaar door de zorgen van graaf Lodewijk van Male.
Die tombe was drie voet hoog. Door de tekenaar de Succa wordt het ligbeeld ca. 1620 beschreven als volgt:
‘De graaf ligt met gevouwen handen, het hoofd op een kussen; de haren zijn lang en op het voorhoofd samengebonden met een lint; hij is in vol harnas, met dolk en zwaard; zijn schild is Oud-Vlaanderen (Flandre ancien: gegeerd, niet de leeuw); zijn voeten rusten tegen een leeuw’. Succa noteert dat vroeger daarbij zijn kapelaan was (12)
(12) E. Hautcoeur. Documents liturgiques et nécrologiques de l'église collégiale de Saint-Pierre de Lille, p. 319-320 (Rijsel 1895). [p. 16] afgebeeld, gezeten aan het voeteinde. Het oudfrans grafschrift luidde:
Chy gist très haux, très noble et très poissans princes Baudewins li Deboinnaires, jadis contes de Flandres, li onzimes, qui funda ceste eglise, et trespassa l'an de graces 1067. Dites un Pater noster pour s'ame. Deze beschrijving en de tekening van de Succa zijn de enige dokumenten betreffende die graftombe uit de 14e eeuw, die in 1763 zou verdwijnen. Aanleiding daartoe was de herbevloering (in marmer) van het koor. De tombe van graaf Boudewijn was zo versleten dat de kapittelheren besloten een nieuw monument op te richten in nieuwe stijl (rokoko). Het gebeente werd voorlopig (en onliturgisch!) geplaatst in de altaartafel. Op verzoek van het kapittel ontwierp de Brugse beeldhouwer Pieter Pepers een nieuw marmeren mausoleum; wegens de hoge kosten werd zijn ontwerp niet uitgevoerd. Het gebeente van Boudewijn werd dan terug geplaatst, onder een zwartmarmeren grafplaat, midden in de nieuwe marmeren koorvloer. Bij deze gelegenheid werd een plechtige uitvaart gecelebreerd, in aanwezigheid van de vertegenwoordigers van Lodewijk XV, van de Ruwaard van Rijsel, van stads- en kerkraad. In de grafplaat was het wapen van Oud-Vlaanderen gegraveerd en een inscriptie roemde graaf Boudewijn als Regent van het Koninkrijk en stichter van het Rijselse kapittel(13).
In die vernieuwde toestand werd het graf dertig jaar later vernield samen met heel de St. Pieterskerk en de kapittelgebouwen: gedurende dezelfde Revolutiejaren zou ca. 1800 ook de St. Donaaskerk te Brugge worden afgebroken.
Boudewijn van Rijsel was gehuwd met de Franse koningsdochter Adela die zich, na zijn dood, terugtrok in de Abdij van Mesen waar ze in 1079 overleed en in het koor van de kloosterkerk begraven werd. Haar tombe met ligbeeld (uit eikenhout of uit steen?) wordt op verschillende wijze beschreven door de wapenherauten(14). De geschiedschrijver H. Terrier deed in 1890 opzoekingen in de kript van de kloosterkerk van Mesen; hij vond er enig gebeente en fragmenten van een doodkist uit de 16e eeuw(15). (
Laatst gewijzigd:
17 december 2024
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-2839
Gekopieerd!