Vader:
Jan Ente
Moeder:
Proontgen Hauws
- Geboren: tussen 1599 en 1600
- Overleden: midden 1667 zomer (ongeveer 68 jaar oud) te Rijnsburg
Lijsbeth was vanaf haar tweede levensjaar blind. Gelukkig voor haar lieten haar ouders genoeg geld na, zodat zij, wat dat betreft, zich geen zorgen behoefde te maken. Op 24.11.1617, binnen één week na het overlijden van haar moeder, verklaren haar broers en zusters voor de Leidse notaris Ewout Hendriks Craen, dat Lijsbeth voorlopig uit de gemeenschappelijke boedel zal worden onderhouden, totdat zij zal kunnen beschikken over een jaarlijkse lijfrente van 100 gulden. De jaarlijkse lijfrente van 100 gulden, gevoegd bij de 300 gulden die zij van haar vader geërfd had, de 400 gulden prelegatie van haar moeder en haar normale deel in de erfenis van haar moeder, ruim 600 gulden, is genoeg om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. De weeskamer houdt toezicht op dit kapitaaltje. Over een reeks van jaren worden de inkomsten en uitgaven bijgehouden door haar voogden. Op 13-6-1618 worden de eerste voogden benoemd: Willem
Ente, baaidrapier, neef van vaderszijde en Pieter van Peenen, koopman van wol, neef van moederszijde; 6-11-1628 wordt een nieuw duo aangesteld: Daniël Ente, haar broer en Jan Kalff haar zwager. Als Daniël 31.3.1635 naar Amsterdam vertrekt, wordt 14-4-1635 Karel Bernaerd, haar zwager tot voogd benoemd. Tot aan het overlijden in 1667 treden verder nog als voogd op: Pieter Blanchaert, haar zwager, Jan Ente, haar
neef en tenslotte Jan Sistrop, een goede kennis. Lijsbeth woont na het overlijden van haar moeder tot aan haar dood in Rijnsburg; eerst bij Marijtje Laurensdr. voor 25 gulden per kwartaal. Dit bedrag loopt op tot 35 gulden per drie maanden in 1660, als zij in de kost is bij Jacob Rijckertsz van ‘t Zand te Rijnsburg. Hiervoor was zij nog jaren in de kost bij het echtpaar Pieter Pieters Macareel en Wijntje Elias van der Brom. Het is
moeilijk na te gaan wanneer Lijsbeth precies is overleden. Op 4-7-1667 wordt nog drie maanden kostgeld betaald (vooruit of achteraf?), terwijl op 22 juli van dat zelfde jaar haar meubelen worden verkocht. Begin maart 1668 worden haar goederen geliquideerd.
Voor de erfgenamen valt een bedrag van 614 guldens, 8 stuivers en 7 penningen te verdelen. De erfenis wordt als volgt verdeeld: de nazaten van haar volle broeders en zusters erven de ene helft, terwijl de andere helft wordt verdeeld over de nazaten van diezelfde broeders en zusters, samen met de erfgenamen van haar halfbroer Pieter.
Laatst gewijzigd:
18 november 2020
link:
https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/pers/get/5-26035
Gekopieerd!