Vader:
Menso von Heyden
Moeder: NN
- Geboren: circa 1252
- Overleden: na 1288 (ongeveer 36 jaar oud)
Familie von Heyden
Door leengoed en huwelijken werden machtige bezittingen vergaard
De schrijfwijzen Heiden en Heyden worden in alle documenten, oorkonden en geschriften door elkaar gebruikt, ongeacht of ze zichzelf zo noemden of door anderen zo werden genoemd. Omwille van de eenvoud gebruiken we hier consequent de schrijfwijze met y. De plaats van herkomst wordt met i geschreven.
Aan het einde van de 14e eeuw had de edele familie von Heyden zich door leenoverdrachten, erfenissen en huwelijksgoederen in hun graafschap Heiden gevestigd. Opvallend is dat de erfzonen van de Heydeners eeuwenlang de naam Wennemar droegen of zo genoemd werden.
Omdat ze geen naamtoevoegingen zoals Romeinse cijfers of karaktereigenschappen hadden, maakt dit het werk van geschiedschrijvers er niet eenvoudiger op, vooral wanneer verklaringen in de buurt van erfopvolgingen plaatsvonden.
Samen met keizer Barbarossa in het klooster Kappenberg
Edelman Alhard (1145-1163) van Wesenhorst, Versnevelde en Heiden wordt beschouwd als stamvader van de familie von Heyden. Er is overgeleverd dat de broers Alhard en Wennemar von Heyden aanwezig waren toen keizer Frederik Barbarossa in 1152 zijn peetoom Otto van Cappenberg in het klooster Kappenberg bezocht.
In de oorkonden van de volgende eeuwen verschijnen de edellieden von Heyden in het stift Asbeck als burggraven, dinggraven (rechters), getuigen en vice-advocaten. Door huwelijken vermengden de Heydeners zich met adellijke families zoals von Loen, von Gemen, von Zuylen, von Merfeld, von Bredevoort en anderen.
In 1317 droeg graaf Otto van Ravensberg de (vrije) graafschap Heiden over aan ridder Mencen, genaamd Heydene, als leen (in phendum loco hominis, quod vulgariter in manstat dicitur). In ruil moesten de ridder en zijn burchtmannen op eigen kosten de graaf in oorlogstijd bijstaan.
Tijdens vetes werd de "olle Borg" afgebrand
De vrije graafschappen Heiden en Merfeld waren als Münsterse onderlenen aan de Ravensbergers gekomen, vanwaar ze via erfopvolging aan Kleef werden overgedragen. Tot de West-Münsterlandse graafschap Heiden (Heythene) behoorden in de 14e eeuw de kerkelijke districten Heiden, Ramsdorf, Velen, Reken, Haltern-Lippramsdorf, Wulfen-Lembeck, Hervest, Schermbeck, Erle, Raesfeld, Borken, Südlohn, Stadtlohn, Aalten, Winterswijk, Vreden, Neede en Eibergen. De huizen Gemen, Raesfeld en Ostendorf lagen destijds in het ambt "Auf dem Braem".
In 1335 droeg Menso II (Meginhard) von Heyden als zekerheid voor een lening een deel van de vrije graafschap Heiden (kerkelijke districten Lembeck, Raesfeld, Erle, Schermbeck, Wulfen en Hervest) over aan de heren van Raesfeld. Menso von Heyden vererfde de graafschap in 1398 aan zijn erfzoon Wennemar (1357-1404). Hij was eerst gehuwd met N. Honsel, daarna met Sophia von Honnepel.
Wennemar von Heyden was een machtsbeluste, energieke en strijdlustige heer. In 1362 voerde hij een vete met de heren van Limburg, Ottenstein en Merfeld; in 1370 met Bitter von Raesfeld, de heren van Velen en Barnsfeld; in 1372 opnieuw met Bitter von Raesfeld, Johann en Goswin von Lembeck en Heinrich III von Gemen. Daarbij werd de "olle Borg" in Heiden afgebrand en niet herbouwd.
In 1386 benoemde graaf Adolf van Kleef Wennemar tot ambtsman van Dieste en Rossau met een aanzienlijk inkomen. Arnt von Götterswick gaf hem in 1396 het burchtleen Döring en verleende hem visrechten met netten. Dit burchtleen zou Engelrading kunnen zijn, dat het nieuwe stamhuis van de familie werd. Twee jaar later beleende het kapittel van Werden hem met het goed to Willing in het kerkelijk district Südlohn, in de boerschap Nichtern. Daarmee was een machtig bezit voor de familie veiliggesteld.
Kirchspiel Holsterhausen gesticht
Wennemar had vier kinderen, waaronder de erfzoon Wennemar, die na het overlijden van zijn vader in 1404 het erfgoed en de titels overnam. Hij stichtte het kerkdistrict Holsterhausen (nu een stadsdeel van Dorsten, waar een straat naar hem is vernoemd). De kinderen uit zijn huwelijk trouwden met adellijke families uit de omgeving, waaronder von Torck zu Vornhelm, von Bodelschwingh, von Capellen en von Schelk zu Osthoven.
Erfzoon Philipp, bijgenaamd Wennemar von Heyden de Jongere (overleden in 1498), heer van Hagenbeck en Engelrading, erfde de vrije graafschap en via zijn vrouw Katharina van Hessen (Heeßen) het goed Engelrading. Huis Beck kwam in 1459 door huwelijk in bezit van de inmiddels wijdvertakte familie von Heyden.
De kinderen van Philipp von Heyden (genaamd Wennemar) verdeelden het bezit in de volgende generatie. Wennemar von Heyden (overleden in 1518) werd heer van Hagenbeck en Engelrading. Hij was gehuwd met Richmoid von Walsem, mede-erfgename van Georg von Walsem.
Hun erfzoon Arnds von Heyden (overleden in 1592), heer van Hagenbeck, Engelrading en Buddenburg, was gehuwd met Mette von Langen, erfgename van het goed Engelbrock. Andere kinderen waren:
Elisabeth von Heyden (gehuwd met Wennemar von Hanxleben)
Catharina von Heyden (gehuwd met Dietrich von der Reck zu Heeßen)
In 1486 vond een broederlijke erfverdeling plaats tussen Arnolt en Wennemar von Heyden. Rond 1499 werd tussen de huizen Hagenbeck en Lembeck een vriendschaps- en bijstandsverdrag gesloten, waarin werd bepaald dat hun huizen elkaar in alle noodsituaties zouden bijstaan.
Kinderen van Arnds von Heyden en Mette von Langen waren onder andere:
Wennemar von Heyden (vermoord in Cappenberg)
Arnolt (gedood bij Bremen)
Lubbert von Heyden zu Hagenbeck
Erfzoon Lutzo, heer van Engelrading
Sophia von Heyden (gehuwd met Everhard von Lintelo)
Lutra, Johanna (stiftsdame in Nottuln), Catharina, Mechelt en Arnolda
Lutzo von Heyden klaagde in 1557 voor het gerecht in Westerholt (Herten) en in 1561 voor de gogerichten Sandwelle en Homborn tegen zijn broer Lubbert von Heyden zu Hagenbeck en vocht de eerdere erfverdeling aan. In 1561 verkocht Lutzo een derde van huis Pröbsting aan Dietrich von Wylich. Lutzo was heer van Engelrading, stuhlherr van het vrije gerecht te Krückeling en gehuwd met Katharina, dochter van Bernd von Westerholt en Bertha von Lembeck.
Zwager Bernhard von Heyden verdreef de weduwe van haar goed
Lubbert von Heyden zu Hagenbeck, stuhlherr van het vrije gerecht Heiden (1533-1585), was eerst gehuwd met erfdochter Anna von Walsum, daarna met Agnes von Raesfeld zu Hagenbeck. Hij, zijn tweede vrouw en hun zwager, hofmaarschalk Hermann von Velen, drost van Bevergern en het Emsland, klaagden in 1561 voor het gogericht Homborn en in 1563 voor het Rijkskamergericht tegen Goswin von Raesfeld, drost in Twente, en diens vrouw Irmgard von Bemmelberg, over de erfopvolging van de overleden Johann von Raesfeld zu Raesfeld.
De kinderen van Lutzo von Heyden waren:
Erfzoon Wennemar von Heyden, heer van Engelrading (1582 tot vóór 1608), gehuwd met Sophie Sueckes (of Schroeders), die als weduwe van het goed Engelrading door haar zwager werd verdreven.
Als weduwe klaagde zij in 1608 samen met haar minderjarige zoon Arnold von Heyden zu Dinslaken en haar dochter Elisabeth von Heyden, vertegenwoordigd door haar man Dietrich Uphoven, voor de Münsterse raden en het Rijkskamergericht in Wetzlar tegen Bernhard von Heyden zu Engelrading, wegens verstoring van het bezit door verdrijving uit Engelrading.
De weduwe werd verdreven omdat ze naar verluidt niet rechtmatig met Wennemar von Heyden gehuwd zou zijn geweest. Bernhard von Heyden had zich in 1606 door deze verdrijving het bezit van Engelrading toegeëigend. Hij was gehuwd met Kunigunde von Neuhof (Engelrading werd in 1608 verkocht).
Tot de verdere broers en zussen van Bernhard en Wennemar behoorden:
Diederich von Heyden (overleden in Münster)
Berta von Heyden
Katharina von Heyden zu Engelrading, gehuwd met Benedikt Gevardt
Benedikt Gevardt klaagde in 1613 voor de officiaal in Münster en in 1616 voor het Rijkskamergericht in Wetzlar tegen zijn zwager Bernhard von Heyden zu Engelrading, om een afkoopsom voor zijn vrouw uit de Engelradingse goederen.
Nakomelingen van de verdreven weduwe
De kinderen van Wennemar von Heyden, wiens weduwe van het goed Engelrading was verdreven:
Erfzoon Arnold von Heyden zu Dinslaken (de Engelradingse goederen werden in 1638 verkocht aan de heer von Velen)
Mette (of Mettel) von Heyden zu Dinslaken
Katharina von Heyden zu Dinslaken
Elisabeth von Heyden zu Dinslaken, gehuwd met Dietrich Uphoven
Lefhart von Heyden zu Dinslaken
Kinderen van Arnold von Heyden:
Wennemar von Heyden zu Dinslaken (ongehuwd, overleden in 1668)
Sophia von Heyden zu Dinslaken, gehuwd met Hermann? Jungebloet, in 1638 voogd van Heiden
Katharina Margretha von Heyden zu Dinslaken, gehuwd met Fotdenkoch (of Voth den Koch), hofmeester te Raesfeld
Relaties:
Relatie met onbenoemde persoon
Laatst gewijzigd:
16 september 2025
link:
https://ngv-stambomen.nl/Hagenbeek/19120
Gekopieerd!
E-mail een vraag aan Cees Hagenbeek over deze persoon.