Stamboom Van Oranje Nassau

Object: Nederlanden

Type: Algemeen object

Details:

  • Souverein vorst: Willem I Frederik van Oranje Nassau van november 1813 tot 16 maart 1815 Vlak na Napoleons nederlaag bij Leipzig in oktober 1813, krijgt Prins Willem Frederik een brief van de Oranjegezinde G.K. van Hogendorp met het verzoek zich naar Nederland te begeven en op 30 november zet hij bij Scheveningen voet op Nederlands grondgebied. Twee dagen later presenteert hij zich niet als Stadhouder Prins Willem VI maar als souverein Vorst Willem I.
  • Krijgt eerste eigen geld Willem I Frederik van Oranje Nassau op 25 april 1814 Koning Willem I Frederik van Oranje-Nassau werkt hard en met grote inzet voor het opbouwen van het land en er vindt naar verloop van tijd een economische bloei plaats. Dit wekt bewondering op voor de Koning en hij krijgt bijnamen als; de 'koop-koning' of 'kanalen-koning'. Op 25 april 1814 worden de eerste Nederlandse geld-biljetten afgedrukt. Koning Willem I verleende eerder het octrooi aan de Nederlandsche Bank.
    Koning Willem I Frederik van Oranje-Nassau kreeg veel macht hij beheerde de financieen, de buitelandse zaken, het leger en de vloot en de ,van Engeland terug gekregen, kolonieen, samen met de Staten-Generaal had hij ook een wetgevende macht. De souvereine vorst moest lid zijn van de Nederlandse Hervormde Kerk.
  • Grondwetsvoorstel door Willem I Frederik van Oranje Nassau in 1815 Het grondwetsvoorstel in 1815, van het 'nieuwe' Nederland werd goedgekeurd in de beide kamers van de Staten-Generaal, in België liep het een beetje anders. Het grondwetsvoorstel werd in België voorgelegd aan 1604 notabelen, hiervan brachten 1323 daadwerkelijk hun stem uit. Van de 1323 waren er 527 voor en 796 tegen, een te grote meerderheid was dus tegen. Niet zo vreemd want de staatschuld van het Zuiden was (25 miljoen) aanzienlijk lager als die van het Noorden (1250 Miljoen).
    Het grondwetsvoorstel liep dus vast, de Noordelijke-Nederlanden aanvaarde het voorstel en de Zuidelijke-Nederlanden wezen het af. Koning Willem I had hier een goede oplossing voor bedacht, na bestudering van de tegenstemmen bleek dat 126 tegenstemmers als belangrijkste bezwaar hadden tegen sommige bepalingen over de godsdienst. Omdat volgens de Koning die bepalingen waren opgelegd door de mogendheden als voorwaarde voor de eenwording, kon men ze niet anders dan ze in de grondwet opnemen. De 126 tegenstemmers waren dus opeens voorstemmers waardoor het verschil tussen voor- (incl. de Staten -Generaal van de Noordelijke-Nederlanden) en tegenstemmers te klein werd en de belangen te groot dat het gronwetsvoorstelvoorstel aangenomen werd. Overeenkomstig met het grondwetsvoorstel werd een nieuwe Staten-Generaal gekozen. De Eerste Kamer bestond uit leden van de adel en de Tweede Kamer die bestond uit 55 afgevaardigden van de Noordelijke en 55 van de Zuidelijke Nederlanden bestond, ook dit waren voornamelijk mensen van adel.
  • Koning: Willem I Frederik van Oranje Nassau van 16 maart 1815 tot 1840
  • Eigen taalwet (onder Willem I Frederik van Oranje Nassau) in 1819 Koning Willem I der Nederlanden vaardigde in 1819 een taalwet uit waarin hij de provincies Vlaanderen, Antwerpen, Limburg en Brabant vanaf 1823 officieel Hollandstalig wilde maken. Iedereen die zich niet wilde schikken zouden uit hun ambt ontheven moeten worden, van politieagent tot rechter. Meer dan 100 .000 Belgen tekenden tegen de taalwet, zij werden aangevuurd door de pro -Franse Adel en de Katholieke Kerk. Het noorden van Brabant verbond zich economisch meer aan de Noordelijke Nederlanden, hierbij speelde mee dat Breda en Tilburg sterke banden hadden met de Oranjes. Ondanks alles wist de Koning de infrastructuur en de steden in het zuiden en Noorden te verbeteren. De Koning kreeg ook steun vanuit de Belgische hoek nl. de Liberalen daar.
  • Willem II Frederik George van Oranje Nassau stelt Thorbecke aan in 1840 Jan R. Thorbecke (1798-1872) wordt in 1840 benoemd tot lid van de Dubbele Kamer tot herziening van de Grondwet.
  • Koning: Willem II Frederik George van Oranje Nassau van 1840 tot 1849 Koning Willem II had drie problemen toen hij aantrad; de staatsschuld, de nieuwe liberale grondwet en de groeiende onrust onder de bevolking.
  • Grondwet herzien door Willem II Frederik George van Oranje Nassau in 1848 Het is een zeer stenge winter in 44/45 en de 2 jaren daarop mislukken de aardappeloogsten. De bevolking leed honger en de voedselprijsen waren torenhoog. Het kon niet anders dat er rellen zouden uitbreken, in 's Gravenhage, en Delft gebeurde dat.
    In 1848 wordt Jan R. Thorbecke (1798-1872) voorzitter van de door Koning Willem II ingestelde commissie tot herziening van de Grondwet. Een ontwerp hiertoe werd in 1848 aangenomen en afgekondigd. Een paar van de belangrijkste punten zijn;
    De Eerste Kamer wordt gekozen door Provinciale Staten.
    Alle vergaderingen van vertegenwoordigende lichamen worden openbaar.
    De ministeriële verantwoordelijke wordt ingevoerd. De Koning is onschendbaar maar de ministers zijn verantwoordelijk voor zijn handelen en uitspraken.
    Invoering van de vrijheid van vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, onderwijs en drukpers, vrijheid van vereniging en vergadering.
  • Koning: Willem III Alexander Paul van Oranje Nassau van 1849 tot 1890
  • Koningin-regentes: Adelheid Emma Wilhelmina Theresia van Waldeck Pyrmont van 8 december 1890 tot 31 augustus 1898
  • Koningin: Wilhelmina Helena Paulina Maria van Oranje Nassau van 1898 tot 1948
  • Koningin: Juliana Louise Emma Maria Wilhelmina van Oranje Nassau van 1948 tot 1980
  • Toekomstig koning: Willem-Alexander Claus George Ferdinand van Oranje Nassau vanaf 30 april 2013
  • Koningin: Beatrix Wilhelmina Armgard van Oranje Nassau van 30 april 1980 tot 30 april 2013

permalink: https://ngv-stambomen.nl/gdp/index.php/obj/get/1-11 
Kopieer permalink
Gekopieerd!

Dossier: [], aantal: 0

Database: GensDataPro 3.1